Joas zei tegen de priesters: Al het geld van de geheiligde gaven dat in het huis van de HEERE gebracht wordt, namelijk het geld van wie bij de getelden gaat behoren, het geld voor elke persoon, dat zijn waarde vertegenwoordigt en elk bedrag aan geld, dat in ieders hart opkomt om dat in het huis van de HEERE te brengen,