21.
En degenen die niet op de ontmoeting met Ons hopen, zeiden: "Waren de engelen maar tot ons neergezonden of zagen wij onze Heer maar!" Voorzeker, zij zijn arrogant over zichzelf en zij overtreden met een grote overtreding.
22.
Op de Dag waarop zij de engelen zullen zien, op die Dag zal er ggoed nieuws voor de misdadigers zijn, en zij zullen zeggen: "(Weest) ver verwijderd!"
23.
En Wij wenden Ons tot de daden die zij hebben verricht en Wij maken die tot verstrooid stof.
24.
De bewoners van het Paradijs zullen op die Dag, een goede verblijfplaats hebben en een betere rustplaats.
وَقَالَ ٱلَّذِينَ لَا يَرْجُونَ لِقَآءَنَا لَوْلَآ أُنزِلَ عَلَيْنَا ٱلْمَلَـٰٓئِكَةُ أَوْ نَرَىٰ رَبَّنَا ۗ لَقَدِ ٱسْتَكْبَرُوا۟ فِىٓ أَنفُسِهِمْ وَعَتَوْ عُتُوًّۭا كَبِيرًۭا
﴿٢١﴾
يَوْمَ يَرَوْنَ ٱلْمَلَـٰٓئِكَةَ لَا بُشْرَىٰ يَوْمَئِذٍۢ لِّلْمُجْرِمِينَ وَيَقُولُونَ حِجْرًۭا مَّحْجُورًۭا
﴿٢٢﴾
وَقَدِمْنَآ إِلَىٰ مَا عَمِلُوا۟ مِنْ عَمَلٍۢ فَجَعَلْنَـٰهُ هَبَآءًۭ مَّنثُورًا
﴿٢٣﴾
أَصْحَـٰبُ ٱلْجَنَّةِ يَوْمَئِذٍ خَيْرٌۭ مُّسْتَقَرًّۭا وَأَحْسَنُ مَقِيلًۭا
﴿٢٤﴾