9.
En als jij hen vraagt wie de hemelen en de aarde heeft geschapen, dan zullen zij zeker zeggen: "De Almachtige, de Alwetende heeft hen geschapen."
10.
Degene die de aarde tot een uitspreide plaats heeft gemaakt en die daarin voor jullie wegen heeft gemaakt. Hopelijk zullen jullie leiding volgen.
11.
En Degene die uit de hemel water heeft doen neerdalen, volgens een bepaalde maat. Dan doen Wij daarmee dode aarde leven. Op die manier zullen jullie opgewekt worden.
12.
En Degene die alle soorten heeft geschapen en die voor jullie schepen en vee heeft gemaakt, waarop jullie kunnen rijden.
13.
Opdat jullie stevig op hun ruggen zullen zitten en dan de gunst van jullie Heer gedenken. Wanneer jullie op hen zitten, zeggen jullie: "Soebḥānalladhīe sachchara lanā hādhā wamā koennā lahoe moeqrinīen (heilig is Degene die dit voor ons dienstbaar heeft gemaakt, en wij hebben er geen macht over)".
14.
"Wa innā ilā rabbinā lamoenqalibōen (en voorwaar, tot onze Heer zullen wij zeker terugkeren)".
وَلَئِن سَأَلْتَهُم مَّنْ خَلَقَ ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضَ لَيَقُولُنَّ خَلَقَهُنَّ ٱلْعَزِيزُ ٱلْعَلِيمُ
﴿٩﴾
ٱلَّذِى جَعَلَ لَكُمُ ٱلْأَرْضَ مَهْدًۭا وَجَعَلَ لَكُمْ فِيهَا سُبُلًۭا لَّعَلَّكُمْ تَهْتَدُونَ
﴿١٠﴾
وَٱلَّذِى نَزَّلَ مِنَ ٱلسَّمَآءِ مَآءًۢ بِقَدَرٍۢ فَأَنشَرْنَا بِهِۦ بَلْدَةًۭ مَّيْتًۭا ۚ كَذَٰلِكَ تُخْرَجُونَ
﴿١١﴾
وَٱلَّذِى خَلَقَ ٱلْأَزْوَٰجَ كُلَّهَا وَجَعَلَ لَكُم مِّنَ ٱلْفُلْكِ وَٱلْأَنْعَـٰمِ مَا تَرْكَبُونَ
﴿١٢﴾
لِتَسْتَوُۥا۟ عَلَىٰ ظُهُورِهِۦ ثُمَّ تَذْكُرُوا۟ نِعْمَةَ رَبِّكُمْ إِذَا ٱسْتَوَيْتُمْ عَلَيْهِ وَتَقُولُوا۟ سُبْحَـٰنَ ٱلَّذِى سَخَّرَ لَنَا هَـٰذَا وَمَا كُنَّا لَهُۥ مُقْرِنِينَ
﴿١٣﴾
وَإِنَّآ إِلَىٰ رَبِّنَا لَمُنقَلِبُونَ
﴿١٤﴾