Deze Medinese soera ontleent zijn naam aan de duidelijke overwinning (d.m.v. het Verdrag van Ḥoedaibiyah) in vers 1. De Profeet (ﷺ) en 1400 van zijn metgezellen reisden naar Mekka om de kleine bedevaart (ʿoemrah) te verrichten in 6 A.H./628 n.Chr. Hij (ﷺ) stuurde ʿOethmān ibn ʿAffān om de Mekkanen te laten weten dat de moslims in vrede waren gekomen, alleen om het Heilige Huis 🕋 te bezoeken. Toen de Mekkanen ʿOethmān vertraagden, dacht de Profeet (ﷺ) dat ze zijn afgezant hadden gedood. Dus riep hij (ﷺ) de gelovigen op om onder een boom bij Ḥoedaibiyah aan hem trouw te zweren. Kort daarna keerde ʿOethmān veilig terug en werd er een vredesovereenkomst gesloten tussen de moslims en de heidenen van Mekka, waarin onder meer stond dat de moslims moesten terugkeren naar Medina en volgend jaar terug moesten komen voor de ʿoemrah. Het Verdrag van Ḥoedaibiyah wordt beschreven als een duidelijke overwinning omdat het vrede stichtte, tijdelijk de spanning tussen de moslims en de heidenen van Mekka verminderde en de moslims voldoende tijd gaf om bewustwording en begrip van hun geloof te verspreiden. Duizenden mensen van verschillende stammen bekeerden zich tot de islam tijdens die wapenstilstand. De soera prijst de gelovigen omdat ze waarachtig zijn tegenover Allāh en Zijn Boodschapper, bekritiseert de huichelaars omdat ze niet met de Profeet (ﷺ) mee marcheerden, en veroordeelt de heidenen omdat ze de gelovigen de toegang tot het Heilige Huis ontzegden. De beschrijving van de ware gelovigen in zowel de Torah als het Evangelie wordt aan het einde van de soera gegeven, gevolgd door instructies over het juiste gedrag met de Profeet (ﷺ) en andere gelovigen in de volgende soera.
In de naam van Allāh,
de Meest Barmhartige,
de Meest Genadevolle.
1.
Voorwaar, Wij hebben jou een duidelijke overwinning geschonken.
2.
Opdat Allāh jouw vroegere zonden zal vergeven en ook de latere. En Hij vervolmaakt Zijn gunst aan jou en Hij leidt jou op het rechte pad.
3.
En Allāh helpt jou met machtige hulp.
4.
Hij is Degene die de vrede in de harten van de gelovigen neerzond, opdat zij geloof zouden toevoegen aan hun geloof (dat al in hen was). En aan Allāh behoren de legers van de hemelen en de aarde. En Allāh is Alwetend, Alwijs.
5.
Opdat Hij de gelovige mannen en de gelovige vrouwen Tuinen (het Paradijs) zal doen binnengaan, waar onderdoor de rivieren stromen, waarin zij eeuwig levenden zullen zijn. En Hij wist hun fouten uit. En dat is bij Allāh een grote overwinning.
6.
En Hij bestraft de huichelaars en de huichelaarsters, en de veelgodenaanbidders en de veelgodenaanbidsters, die slechte gedachten over Allāh koesteren. Het slechte zal hen omsingelen en Allāh is woedend op hen. En Hij heeft hen vervloekt en Hij heeft de Hel voor hen bereid, en dat is de slechtste plaats van terugkeer.
7.
En aan Allāh behoren de legers (van engelen) van de hemelen en de aarde. En Allāh is Almachtig, Alwijs.
إِنَّا فَتَحْنَا لَكَ فَتْحًۭا مُّبِينًۭا
﴿١﴾
لِّيَغْفِرَ لَكَ ٱللَّهُ مَا تَقَدَّمَ مِن ذَنۢبِكَ وَمَا تَأَخَّرَ وَيُتِمَّ نِعْمَتَهُۥ عَلَيْكَ وَيَهْدِيَكَ صِرَٰطًۭا مُّسْتَقِيمًۭا
﴿٢﴾
وَيَنصُرَكَ ٱللَّهُ نَصْرًا عَزِيزًا
﴿٣﴾
هُوَ ٱلَّذِىٓ أَنزَلَ ٱلسَّكِينَةَ فِى قُلُوبِ ٱلْمُؤْمِنِينَ لِيَزْدَادُوٓا۟ إِيمَـٰنًۭا مَّعَ إِيمَـٰنِهِمْ ۗ وَلِلَّهِ جُنُودُ ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ ۚ وَكَانَ ٱللَّهُ عَلِيمًا حَكِيمًۭا
﴿٤﴾
لِّيُدْخِلَ ٱلْمُؤْمِنِينَ وَٱلْمُؤْمِنَـٰتِ جَنَّـٰتٍۢ تَجْرِى مِن تَحْتِهَا ٱلْأَنْهَـٰرُ خَـٰلِدِينَ فِيهَا وَيُكَفِّرَ عَنْهُمْ سَيِّـَٔاتِهِمْ ۚ وَكَانَ ذَٰلِكَ عِندَ ٱللَّهِ فَوْزًا عَظِيمًۭا
﴿٥﴾
وَيُعَذِّبَ ٱلْمُنَـٰفِقِينَ وَٱلْمُنَـٰفِقَـٰتِ وَٱلْمُشْرِكِينَ وَٱلْمُشْرِكَـٰتِ ٱلظَّآنِّينَ بِٱللَّهِ ظَنَّ ٱلسَّوْءِ ۚ عَلَيْهِمْ دَآئِرَةُ ٱلسَّوْءِ ۖ وَغَضِبَ ٱللَّهُ عَلَيْهِمْ وَلَعَنَهُمْ وَأَعَدَّ لَهُمْ جَهَنَّمَ ۖ وَسَآءَتْ مَصِيرًۭا
﴿٦﴾
وَلِلَّهِ جُنُودُ ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ ۚ وَكَانَ ٱللَّهُ عَزِيزًا حَكِيمًا
﴿٧﴾
8.
Voorwaar, Wij hebben jou gezonden als een getuige en een verkondiger en een waarschuwer.
9.
Opdat jullie in Allāh en Zijn Boodschapper zullen geloven en jullie Hem helpen en Hem eren en Zijn lof prijzen, 's ochtends en 's avonds.
إِنَّآ أَرْسَلْنَـٰكَ شَـٰهِدًۭا وَمُبَشِّرًۭا وَنَذِيرًۭا
﴿٨﴾
لِّتُؤْمِنُوا۟ بِٱللَّهِ وَرَسُولِهِۦ وَتُعَزِّرُوهُ وَتُوَقِّرُوهُ وَتُسَبِّحُوهُ بُكْرَةًۭ وَأَصِيلًا
﴿٩﴾
10.
Voorwaar, degenen die jou trouw hebben gezworen: voorwaar, zij hebben Allāh trouw gezworen. Allāhs Hand is boven hun handen. Wie dan (zijn trouw) schendt, die schendt slechts te nadele van zichzelf; maar wie wat hij aan Allāh beloofde nakomt, aan hem zal Hij een geweldige beloning geven.
إِنَّ ٱلَّذِينَ يُبَايِعُونَكَ إِنَّمَا يُبَايِعُونَ ٱللَّهَ يَدُ ٱللَّهِ فَوْقَ أَيْدِيهِمْ ۚ فَمَن نَّكَثَ فَإِنَّمَا يَنكُثُ عَلَىٰ نَفْسِهِۦ ۖ وَمَنْ أَوْفَىٰ بِمَا عَـٰهَدَ عَلَيْهُ ٱللَّهَ فَسَيُؤْتِيهِ أَجْرًا عَظِيمًۭا
﴿١٠﴾
11.
Degenen onder de bedoeïenen die achtergebleven waren zullen tot jou zeggen: "Onze bezittingen en gezinnen hielden ons bezig, vraag daarom vergeving voor ons." Zij zeggen met hun tongen wat niet in hun harten is. Zeg: "Wie heeft dan de macht om iets van Allāh voor jullie te voorkomen, als Hij iets slechts tegen jullie wenst te doen, of als Hij een gunst voor jullie wenst?" Maar Allāh is Alwetend over wat jullie doen.
12.
Jullie veronderstelden zelfs dat de Boodschapper en de gelovigen nooit tot hun families zouden terugkeren en dat werd (door de Satan) in jullie harten schoonschijnend gemaakt en jullie koesterden slechte gedachten en jullie werden een vernietigd volk.
13.
En wie niet in Allāh en Zijn Boodschapper gelooft: voorwaar, Wij hebben voor de ongelovigen een laaiend Vuur bereid.
14.
En aan Allāh behoort de heerschappij van de hemelen en de aarde. Hij vergeeft wie Hij wil en Hij bestraft wie Hij wil. En Allāh is Vergevingsgezind, Meest Barmhartig.
سَيَقُولُ لَكَ ٱلْمُخَلَّفُونَ مِنَ ٱلْأَعْرَابِ شَغَلَتْنَآ أَمْوَٰلُنَا وَأَهْلُونَا فَٱسْتَغْفِرْ لَنَا ۚ يَقُولُونَ بِأَلْسِنَتِهِم مَّا لَيْسَ فِى قُلُوبِهِمْ ۚ قُلْ فَمَن يَمْلِكُ لَكُم مِّنَ ٱللَّهِ شَيْـًٔا إِنْ أَرَادَ بِكُمْ ضَرًّا أَوْ أَرَادَ بِكُمْ نَفْعًۢا ۚ بَلْ كَانَ ٱللَّهُ بِمَا تَعْمَلُونَ خَبِيرًۢا
﴿١١﴾
بَلْ ظَنَنتُمْ أَن لَّن يَنقَلِبَ ٱلرَّسُولُ وَٱلْمُؤْمِنُونَ إِلَىٰٓ أَهْلِيهِمْ أَبَدًۭا وَزُيِّنَ ذَٰلِكَ فِى قُلُوبِكُمْ وَظَنَنتُمْ ظَنَّ ٱلسَّوْءِ وَكُنتُمْ قَوْمًۢا بُورًۭا
﴿١٢﴾
وَمَن لَّمْ يُؤْمِنۢ بِٱللَّهِ وَرَسُولِهِۦ فَإِنَّآ أَعْتَدْنَا لِلْكَـٰفِرِينَ سَعِيرًۭا
﴿١٣﴾
وَلِلَّهِ مُلْكُ ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ ۚ يَغْفِرُ لِمَن يَشَآءُ وَيُعَذِّبُ مَن يَشَآءُ ۚ وَكَانَ ٱللَّهُ غَفُورًۭا رَّحِيمًۭا
﴿١٤﴾
15.
De achtergeblevenen zullen zeggen: "Wanneer jullie uittrekken naar de oorlogsbuit, om die te halen, laat ons dan met jullie meegaan." Zij willen het Woord van Allāh veranderen. Zeg (o Mohammed): "Jullie zullen nooit met ons meegaan, zo heeft Allāh eerder gesproken." Zij zullen dan zeggen: "Jullie zijn jaloers op ons." Zij begrepen beslist slechts weinig.
سَيَقُولُ ٱلْمُخَلَّفُونَ إِذَا ٱنطَلَقْتُمْ إِلَىٰ مَغَانِمَ لِتَأْخُذُوهَا ذَرُونَا نَتَّبِعْكُمْ ۖ يُرِيدُونَ أَن يُبَدِّلُوا۟ كَلَـٰمَ ٱللَّهِ ۚ قُل لَّن تَتَّبِعُونَا كَذَٰلِكُمْ قَالَ ٱللَّهُ مِن قَبْلُ ۖ فَسَيَقُولُونَ بَلْ تَحْسُدُونَنَا ۚ بَلْ كَانُوا۟ لَا يَفْقَهُونَ إِلَّا قَلِيلًۭا
﴿١٥﴾
16.
Zeg tot de achtergeblevenen van de bedoeïenen: "Jullie zullen worden opgeroepen tegen een volk met grote kracht en grote strijdlust, jullie zullen hen doden of zij zullen zich overgeven. Als jullie dan gehoorzamen, dan zal Allāh jullie een goede beloning geven. Maar als jullie je afwenden, zoals jullie je eerder afwendden: Hij zal jullie bestraffen met een pijnlijke bestraffing."
قُل لِّلْمُخَلَّفِينَ مِنَ ٱلْأَعْرَابِ سَتُدْعَوْنَ إِلَىٰ قَوْمٍ أُو۟لِى بَأْسٍۢ شَدِيدٍۢ تُقَـٰتِلُونَهُمْ أَوْ يُسْلِمُونَ ۖ فَإِن تُطِيعُوا۟ يُؤْتِكُمُ ٱللَّهُ أَجْرًا حَسَنًۭا ۖ وَإِن تَتَوَلَّوْا۟ كَمَا تَوَلَّيْتُم مِّن قَبْلُ يُعَذِّبْكُمْ عَذَابًا أَلِيمًۭا
﴿١٦﴾
17.
Het is geen zonde voor de blinde, en niet voor de lamme, en niet voor de zieke (wanneer zij niet meevechten). En wie Allāh en Zijn Boodschapper gehoorzaamt, die zal Hij Tuinen (het Paradijs) doen binnengaan, waar onderdoor de rivieren stromen. Maar wie zich afwendt, die zal Hij straffen met een pijnlijke bestraffing.
لَّيْسَ عَلَى ٱلْأَعْمَىٰ حَرَجٌۭ وَلَا عَلَى ٱلْأَعْرَجِ حَرَجٌۭ وَلَا عَلَى ٱلْمَرِيضِ حَرَجٌۭ ۗ وَمَن يُطِعِ ٱللَّهَ وَرَسُولَهُۥ يُدْخِلْهُ جَنَّـٰتٍۢ تَجْرِى مِن تَحْتِهَا ٱلْأَنْهَـٰرُ ۖ وَمَن يَتَوَلَّ يُعَذِّبْهُ عَذَابًا أَلِيمًۭا
﴿١٧﴾
18.
Voorzeker, het welgevallen van Allāh was met de gelovigen toen zij jou trouw zwoeren onder de boom, en Hij wist wat in hun harten was. Toen deed Hij de vrede op hen neerdalen en beloonde Hij hen met een nabije overwinning.
19.
En een grote oorlogsbuit die zij namen. En Allāh is Almachtig, Alwijs.
20.
Allāh heeft jullie een grote oorlogsbuit beloofd die jullie zullen nemen en Hij heeft dat voor jullie bespoedigd. En Hij heeft de handen van de mensen (de vijanden) van jullie afgehouden, opdat het een teken voor de gelovigen zou zijn. En Hij leidt jullie op een recht pad.
21.
En andere (oorlogsbuiten) die jullie nog niet kunnen nemen. Allāh heeft ze in Zijn macht, en Allāh is Almachtig over alle zaken.
لَّقَدْ رَضِىَ ٱللَّهُ عَنِ ٱلْمُؤْمِنِينَ إِذْ يُبَايِعُونَكَ تَحْتَ ٱلشَّجَرَةِ فَعَلِمَ مَا فِى قُلُوبِهِمْ فَأَنزَلَ ٱلسَّكِينَةَ عَلَيْهِمْ وَأَثَـٰبَهُمْ فَتْحًۭا قَرِيبًۭا
﴿١٨﴾
وَمَغَانِمَ كَثِيرَةًۭ يَأْخُذُونَهَا ۗ وَكَانَ ٱللَّهُ عَزِيزًا حَكِيمًۭا
﴿١٩﴾
وَعَدَكُمُ ٱللَّهُ مَغَانِمَ كَثِيرَةًۭ تَأْخُذُونَهَا فَعَجَّلَ لَكُمْ هَـٰذِهِۦ وَكَفَّ أَيْدِىَ ٱلنَّاسِ عَنكُمْ وَلِتَكُونَ ءَايَةًۭ لِّلْمُؤْمِنِينَ وَيَهْدِيَكُمْ صِرَٰطًۭا مُّسْتَقِيمًۭا
﴿٢٠﴾
وَأُخْرَىٰ لَمْ تَقْدِرُوا۟ عَلَيْهَا قَدْ أَحَاطَ ٱللَّهُ بِهَا ۚ وَكَانَ ٱللَّهُ عَلَىٰ كُلِّ شَىْءٍۢ قَدِيرًۭا
﴿٢١﴾
22.
En als degenen die niet geloven jullie zouden bevechten, dan zouden zij zich omdraaien en vluchten, en zij zouden vervolgens geen beschermer en geen helper vinden.
23.
(Als) de handelwijze van Allāh die reeds vroeger gold. En jij zult in de handelwijze van Allāh nooit een verandering aantreffen.
وَلَوْ قَـٰتَلَكُمُ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ لَوَلَّوُا۟ ٱلْأَدْبَـٰرَ ثُمَّ لَا يَجِدُونَ وَلِيًّۭا وَلَا نَصِيرًۭا
﴿٢٢﴾
سُنَّةَ ٱللَّهِ ٱلَّتِى قَدْ خَلَتْ مِن قَبْلُ ۖ وَلَن تَجِدَ لِسُنَّةِ ٱللَّهِ تَبْدِيلًۭا
﴿٢٣﴾
24.
En Hij is Degene die hun handen van jullie heeft afgehouden en die jullie handen van hen afgehouden heeft, in het midden van Mekka (bij de Masdjid al-Ḥarām), nadat Hij jullie de overwinning over hen had geschonken. En Allāh is Alziende over wat jullie doen.
25.
Zij zijn degenen die niet geloofden en die jullie afhielden van de Masdjid al-Ḥarām (de gewijde Moskee te Mekka) en die tegenhielden dat de offerdieren hun slachtplaats zouden bereiken. En als er geen gelovige mannen en gelovige vrouwen in Mekka waren geweest, waarvan jullie niet wisten of jullie hen zouden doden, waarna jullie vanwege hen in moeilijkheden zouden raken, zonder het te weten... (dan zou Allāh de verovering van Mekka reeds toegestaan hebben.) Opdat Allāh tot Zijn barmhartigheid toelaat wie Hij wil. En als zij (gelovigen en ongelovigen) van elkaar gescheiden waren, dan hadden Wij zeker degenen die niet geloofden onder hen met een pijnlijke bestraffing bestraft.
وَهُوَ ٱلَّذِى كَفَّ أَيْدِيَهُمْ عَنكُمْ وَأَيْدِيَكُمْ عَنْهُم بِبَطْنِ مَكَّةَ مِنۢ بَعْدِ أَنْ أَظْفَرَكُمْ عَلَيْهِمْ ۚ وَكَانَ ٱللَّهُ بِمَا تَعْمَلُونَ بَصِيرًا
﴿٢٤﴾
هُمُ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ وَصَدُّوكُمْ عَنِ ٱلْمَسْجِدِ ٱلْحَرَامِ وَٱلْهَدْىَ مَعْكُوفًا أَن يَبْلُغَ مَحِلَّهُۥ ۚ وَلَوْلَا رِجَالٌۭ مُّؤْمِنُونَ وَنِسَآءٌۭ مُّؤْمِنَـٰتٌۭ لَّمْ تَعْلَمُوهُمْ أَن تَطَـُٔوهُمْ فَتُصِيبَكُم مِّنْهُم مَّعَرَّةٌۢ بِغَيْرِ عِلْمٍۢ ۖ لِّيُدْخِلَ ٱللَّهُ فِى رَحْمَتِهِۦ مَن يَشَآءُ ۚ لَوْ تَزَيَّلُوا۟ لَعَذَّبْنَا ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ مِنْهُمْ عَذَابًا أَلِيمًا
﴿٢٥﴾
26.
(Gedenk) toen degenen die niet geloofden trots in hun harten brachten, de trots van de onwetendheid, toen liet Allāh de vrede neerdalen over Zijn Boodschapper en de gelovigen, en Hij verplichtte hen zich te houden aan het woord van taqwā. En zij hadden er meer recht op en zij waren er geschikt voor. En Allāh is Alwetend over alle zaken.
إِذْ جَعَلَ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ فِى قُلُوبِهِمُ ٱلْحَمِيَّةَ حَمِيَّةَ ٱلْجَـٰهِلِيَّةِ فَأَنزَلَ ٱللَّهُ سَكِينَتَهُۥ عَلَىٰ رَسُولِهِۦ وَعَلَى ٱلْمُؤْمِنِينَ وَأَلْزَمَهُمْ كَلِمَةَ ٱلتَّقْوَىٰ وَكَانُوٓا۟ أَحَقَّ بِهَا وَأَهْلَهَا ۚ وَكَانَ ٱللَّهُ بِكُلِّ شَىْءٍ عَلِيمًۭا
﴿٢٦﴾
27.
En voorzeker, Allāh heeft de droom van Zijn Boodschapper bewaarheid: dat jullie zeker de Masdjid al-Ḥarām zullen binnengaan, als Allāh het wil in veiligheid, jullie hoofden kaal scherend en het hoofdhaar kort snijdend, zonder vrees. Hij (Allāh) weet wat jullie niet weten en Hij bracht daarnaast een nabije overwinning.
28.
Hij is Degene die Zijn Boodschapper met de leiding en de ware godsdienst (de islam) heeft gezonden om deze over alle godsdiensten te doen zegevieren. En Allāh is voldoende als getuige.
لَّقَدْ صَدَقَ ٱللَّهُ رَسُولَهُ ٱلرُّءْيَا بِٱلْحَقِّ ۖ لَتَدْخُلُنَّ ٱلْمَسْجِدَ ٱلْحَرَامَ إِن شَآءَ ٱللَّهُ ءَامِنِينَ مُحَلِّقِينَ رُءُوسَكُمْ وَمُقَصِّرِينَ لَا تَخَافُونَ ۖ فَعَلِمَ مَا لَمْ تَعْلَمُوا۟ فَجَعَلَ مِن دُونِ ذَٰلِكَ فَتْحًۭا قَرِيبًا
﴿٢٧﴾
هُوَ ٱلَّذِىٓ أَرْسَلَ رَسُولَهُۥ بِٱلْهُدَىٰ وَدِينِ ٱلْحَقِّ لِيُظْهِرَهُۥ عَلَى ٱلدِّينِ كُلِّهِۦ ۚ وَكَفَىٰ بِٱللَّهِ شَهِيدًۭا
﴿٢٨﴾
29.
Mohammed is de Boodschapper van Allāh en degenen die met hem zijn, zijn streng tegenover de ongelovigen, maar onderling barmhartig. Jij ziet hen zich neerbuigen en zich neerknielen. Zij zoeken een gunst van Allāh en Zijn welgevallen. Hun kenmerken zijn zichtbaar in hun gezichten door de sporen van neerknielingen. Dat is hun beschrijving in de Thora. En hun beschrijving in het Evangelie is als een jonge plant waarvan de loten ontspruiten, waardoor hij sterker wordt. Daarna wordt hij steviger en staat hij recht op zijn wortel. Bij de planters veroorzaakt hij blijdschap. Hij (Allāh) wil daarmee de ongelovigen woedend maken. Allāh heeft degenen onder hen die geloven en goede werken verrichten vergeving en een geweldige beloning beloofd.
مُّحَمَّدٌۭ رَّسُولُ ٱللَّهِ ۚ وَٱلَّذِينَ مَعَهُۥٓ أَشِدَّآءُ عَلَى ٱلْكُفَّارِ رُحَمَآءُ بَيْنَهُمْ ۖ تَرَىٰهُمْ رُكَّعًۭا سُجَّدًۭا يَبْتَغُونَ فَضْلًۭا مِّنَ ٱللَّهِ وَرِضْوَٰنًۭا ۖ سِيمَاهُمْ فِى وُجُوهِهِم مِّنْ أَثَرِ ٱلسُّجُودِ ۚ ذَٰلِكَ مَثَلُهُمْ فِى ٱلتَّوْرَىٰةِ ۚ وَمَثَلُهُمْ فِى ٱلْإِنجِيلِ كَزَرْعٍ أَخْرَجَ شَطْـَٔهُۥ فَـَٔازَرَهُۥ فَٱسْتَغْلَظَ فَٱسْتَوَىٰ عَلَىٰ سُوقِهِۦ يُعْجِبُ ٱلزُّرَّاعَ لِيَغِيظَ بِهِمُ ٱلْكُفَّارَ ۗ وَعَدَ ٱللَّهُ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَعَمِلُوا۟ ٱلصَّـٰلِحَـٰتِ مِنْهُم مَّغْفِرَةًۭ وَأَجْرًا عَظِيمًۢا
﴿٢٩﴾
NOTEER:
De Nederlandse vertaling van de Koran wordt slechts gezien als
een beste poging om de correcte interpretatie van de betekenis
over te brengen. Voor een oppervlakkig beeld is dit voldoende,
maar voor een dieper begrip dient men de Koran zelf te raadplegen
(d.w.z. het Arabisch).
LET OP:
Vertaling bevat nog een aantal fouten!
S.v.p. controleren en fouten mailen naar:
info (apenstaartje) bijbelhoek.nl
.