De Koran

6 ٦

Net als de vorige soera toont deze Mekkaanse soera meesterlijk Allāhs macht en kennis en weerlegt het heidense overtuigingen en ongegronde praktijken, waaronder dierenoffers aan de afgoden. Toegestane en verboden voedingsmiddelen worden gedetailleerder uitgelegd dan in de vorige soera. De aard van het profeetschap wordt gedefinieerd, waarbij duidelijk wordt gemaakt dat boodschappers niets kunnen doen zonder de wil van Allāh. deze soera begint met het benadrukken van Allāhs autoriteit, net als het einde van de vorige soera, en eindigt met het benadrukken van de verantwoordelijkheid voor iemands daden, net als het begin van de volgende soera.

In de naam van Allāh, de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle.
1. Alle lof zij Allāh, die de hemelen en de aarde schiep en die de duisternissen en het licht maakte. Maar vervolgens kennen degenen die ongelovig aan hun Heer zijn (deelgenoten) toe. 2. Hij is Degene die jullie uit klei schiep en Hij heeft vervolgens een bepaalde tijd (voor de doden) vastgelegd. En een bepaalde tijd is er bij Hem (voor de opwekking). Toch twijfelen jullie. 3. En Hij is Allāh in de hemelen en op de aarde. Hij kent jullie geheim en (het) openlijke van jullie en Hij is Alwetend over wat jullie doen.
ٱلْحَمْدُ لِلَّهِ ٱلَّذِى خَلَقَ ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضَ وَجَعَلَ ٱلظُّلُمَـٰتِ وَٱلنُّورَ ۖ ثُمَّ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ بِرَبِّهِمْ يَعْدِلُونَ ﴿١﴾ هُوَ ٱلَّذِى خَلَقَكُم مِّن طِينٍۢ ثُمَّ قَضَىٰٓ أَجَلًۭا ۖ وَأَجَلٌۭ مُّسَمًّى عِندَهُۥ ۖ ثُمَّ أَنتُمْ تَمْتَرُونَ ﴿٢﴾ وَهُوَ ٱللَّهُ فِى ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَفِى ٱلْأَرْضِ ۖ يَعْلَمُ سِرَّكُمْ وَجَهْرَكُمْ وَيَعْلَمُ مَا تَكْسِبُونَ ﴿٣﴾
4. En er komt geen Teken van de Tekenen van hun Heer tot hen of zij wenden zich daarvan af. 5. Voorzeker, zij loochenden de waarheid toen die tot hen kwam, maar spoedig zullen berichten hen bereiken over wat zij plachten te bespotten.
وَمَا تَأْتِيهِم مِّنْ ءَايَةٍۢ مِّنْ ءَايَـٰتِ رَبِّهِمْ إِلَّا كَانُوا۟ عَنْهَا مُعْرِضِينَ ﴿٤﴾ فَقَدْ كَذَّبُوا۟ بِٱلْحَقِّ لَمَّا جَآءَهُمْ ۖ فَسَوْفَ يَأْتِيهِمْ أَنۢبَـٰٓؤُا۟ مَا كَانُوا۟ بِهِۦ يَسْتَهْزِءُونَ ﴿٥﴾
6. Hebben zij niet gezien hoevelen Wij vernietigden van voor hen, gemeenschappen die Wij op aarde macht gegeven hadden, macht die Wij jullie niet gegeven hebben, en voor wie Wij uit de hemel harde regen gezonden hebben en die Wij rivieren die onder hen door stroomden brachten; maar Wij vernietigden hen vanwege hun zonden en Wij deden na hen andere gemeenschappen opstaan.
أَلَمْ يَرَوْا۟ كَمْ أَهْلَكْنَا مِن قَبْلِهِم مِّن قَرْنٍۢ مَّكَّنَّـٰهُمْ فِى ٱلْأَرْضِ مَا لَمْ نُمَكِّن لَّكُمْ وَأَرْسَلْنَا ٱلسَّمَآءَ عَلَيْهِم مِّدْرَارًۭا وَجَعَلْنَا ٱلْأَنْهَـٰرَ تَجْرِى مِن تَحْتِهِمْ فَأَهْلَكْنَـٰهُم بِذُنُوبِهِمْ وَأَنشَأْنَا مِنۢ بَعْدِهِمْ قَرْنًا ءَاخَرِينَ ﴿٦﴾
7. En indien Wij aan jou (o Mohammed) een Boek op perkament hadden doen neerdalen, zodat zij het met hun handen hadden kunnen aanraken, zouden degenen die ongelovig zijn zeker gezegd hebben: "Dit is slechts duidelijke tovenarij."
وَلَوْ نَزَّلْنَا عَلَيْكَ كِتَـٰبًۭا فِى قِرْطَاسٍۢ فَلَمَسُوهُ بِأَيْدِيهِمْ لَقَالَ ٱلَّذِينَ كَفَرُوٓا۟ إِنْ هَـٰذَآ إِلَّا سِحْرٌۭ مُّبِينٌۭ ﴿٧﴾
8. En zij (de ongelovigen) zeggen: "Waarom hebben zij geen engel tot hem (Mohammed) doen neerdalen?" En indien Wij een engel neergezonden hadden was de zaak zeker besloten en hadden zij geen uitstel meer gekregen. 9. En als Wij een engel gestuurd hadden, dan hadden Wij hem als een man gestuurd en Wij hadden hen laten twijfelen waarover zij reeds twijfelden.
وَقَالُوا۟ لَوْلَآ أُنزِلَ عَلَيْهِ مَلَكٌۭ ۖ وَلَوْ أَنزَلْنَا مَلَكًۭا لَّقُضِىَ ٱلْأَمْرُ ثُمَّ لَا يُنظَرُونَ ﴿٨﴾ وَلَوْ جَعَلْنَـٰهُ مَلَكًۭا لَّجَعَلْنَـٰهُ رَجُلًۭا وَلَلَبَسْنَا عَلَيْهِم مَّا يَلْبِسُونَ ﴿٩﴾
10. En de boodschappers voor jou werden zeker bespot, maar degenen die hen belachelijk maakten werden door hetgeen waarmee zij de spot dreven (met straf) omsingeld. 11. Zeg (o Mohammed): "Reis op de aarde rond en zie dan hoe het einde was van de loochenaars."
وَلَقَدِ ٱسْتُهْزِئَ بِرُسُلٍۢ مِّن قَبْلِكَ فَحَاقَ بِٱلَّذِينَ سَخِرُوا۟ مِنْهُم مَّا كَانُوا۟ بِهِۦ يَسْتَهْزِءُونَ ﴿١٠﴾ قُلْ سِيرُوا۟ فِى ٱلْأَرْضِ ثُمَّ ٱنظُرُوا۟ كَيْفَ كَانَ عَـٰقِبَةُ ٱلْمُكَذِّبِينَ ﴿١١﴾
12. Zeg: "Aan wie behoort wat er in de hemelen en op de aarde is?" Zeg: "Aan Allāh. Hij heeft Zichzelf de barmhartigheid voorgeschreven, Hij zal jullie zeker bijeenbrengen op de Dag der Opstanding, waaraan geen twijfel is. Degenen die zichzelf verloren hebben: zij zijn het die niet geloven." 13. En aan Hem behoort alles wat er in de nacht en de dag rust. En Hij is de Alhorende, de Alwetende.
قُل لِّمَن مَّا فِى ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ ۖ قُل لِّلَّهِ ۚ كَتَبَ عَلَىٰ نَفْسِهِ ٱلرَّحْمَةَ ۚ لَيَجْمَعَنَّكُمْ إِلَىٰ يَوْمِ ٱلْقِيَـٰمَةِ لَا رَيْبَ فِيهِ ۚ ٱلَّذِينَ خَسِرُوٓا۟ أَنفُسَهُمْ فَهُمْ لَا يُؤْمِنُونَ ﴿١٢﴾ وَلَهُۥ مَا سَكَنَ فِى ٱلَّيْلِ وَٱلنَّهَارِ ۚ وَهُوَ ٱلسَّمِيعُ ٱلْعَلِيمُ ﴿١٣﴾
14. Zeg (o Mohammed): "Zal ik iemand anders dan Allāh, de Schepper van de hemelen en de aarde, als Beschermer nemen? Hij is Degene die voedt, maar Hij wordt niet gevoed." Zeg: "Voorwaar, ik ben geboden de eerste te zijn die zich (aan Allāh) overgeeft." En behoor zeker niet tot de veelgodenaanbidders. 15. Zeg: "Voorwaar, ik vrees, als ik mijn Heer ongehoorzaam ben, de bestraffing op de Geweldige Dag." 16. Van wie op die Dag (de bestraffing) afgewend wordt, die heeft Hij dan waarlijk begenadigd. En dat is een duidelijke overwinning.
قُلْ أَغَيْرَ ٱللَّهِ أَتَّخِذُ وَلِيًّۭا فَاطِرِ ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ وَهُوَ يُطْعِمُ وَلَا يُطْعَمُ ۗ قُلْ إِنِّىٓ أُمِرْتُ أَنْ أَكُونَ أَوَّلَ مَنْ أَسْلَمَ ۖ وَلَا تَكُونَنَّ مِنَ ٱلْمُشْرِكِينَ ﴿١٤﴾ قُلْ إِنِّىٓ أَخَافُ إِنْ عَصَيْتُ رَبِّى عَذَابَ يَوْمٍ عَظِيمٍۢ ﴿١٥﴾ مَّن يُصْرَفْ عَنْهُ يَوْمَئِذٍۢ فَقَدْ رَحِمَهُۥ ۚ وَذَٰلِكَ ٱلْفَوْزُ ٱلْمُبِينُ ﴿١٦﴾
17. Indien Allāh jou met tegenspoed treft, dan kan niemand die weghalen, behalve Hij; en indien Hij jou met het goede treft: Hij is Almachtig over alle zaken. 18. En Hij is de Meest Machtige boven Zijn dienaren en Hij is de Alwijze, de Alwetende.
وَإِن يَمْسَسْكَ ٱللَّهُ بِضُرٍّۢ فَلَا كَاشِفَ لَهُۥٓ إِلَّا هُوَ ۖ وَإِن يَمْسَسْكَ بِخَيْرٍۢ فَهُوَ عَلَىٰ كُلِّ شَىْءٍۢ قَدِيرٌۭ ﴿١٧﴾ وَهُوَ ٱلْقَاهِرُ فَوْقَ عِبَادِهِۦ ۚ وَهُوَ ٱلْحَكِيمُ ٱلْخَبِيرُ ﴿١٨﴾
19. Zeg (o Mohammed): "Welke zaak vormt de grootste getuigenis?" Zeg: "Allāh is getuige over mij en jullie en deze Koran is aan mij geopenbaard om ermee jullie te vermanen en (ook) eenieder die erdoor bereikt wordt. Zouden jullie kunnen getuigen dat er naast Allāh andere goden zijn?" Zeg: "Nee, (dat) getuig ik niet." Zeg: "Voorwaar, Hij is de Enige God; en voorwaar, ik ben onschuldig aan wat jullie aan deelgenoten toekennen."
قُلْ أَىُّ شَىْءٍ أَكْبَرُ شَهَـٰدَةًۭ ۖ قُلِ ٱللَّهُ ۖ شَهِيدٌۢ بَيْنِى وَبَيْنَكُمْ ۚ وَأُوحِىَ إِلَىَّ هَـٰذَا ٱلْقُرْءَانُ لِأُنذِرَكُم بِهِۦ وَمَنۢ بَلَغَ ۚ أَئِنَّكُمْ لَتَشْهَدُونَ أَنَّ مَعَ ٱللَّهِ ءَالِهَةً أُخْرَىٰ ۚ قُل لَّآ أَشْهَدُ ۚ قُلْ إِنَّمَا هُوَ إِلَـٰهٌۭ وَٰحِدٌۭ وَإِنَّنِى بَرِىٓءٌۭ مِّمَّا تُشْرِكُونَ ﴿١٩﴾
20. Degenen aan wie Wij de Schrift gegeven hebben, kennen hem (Mohammed) zoals zij hun zonen kennen; degenen die zichzelf verloren hebben geloven niet. 21. Wie is er onrechtvaardiger dan degene die een leugen tegen Allāh verzonnen heeft of die Zijri Verzen loochende? Voorwaar, de onrechtplegers slagen niet.
ٱلَّذِينَ ءَاتَيْنَـٰهُمُ ٱلْكِتَـٰبَ يَعْرِفُونَهُۥ كَمَا يَعْرِفُونَ أَبْنَآءَهُمُ ۘ ٱلَّذِينَ خَسِرُوٓا۟ أَنفُسَهُمْ فَهُمْ لَا يُؤْمِنُونَ ﴿٢٠﴾ وَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّنِ ٱفْتَرَىٰ عَلَى ٱللَّهِ كَذِبًا أَوْ كَذَّبَ بِـَٔايَـٰتِهِۦٓ ۗ إِنَّهُۥ لَا يُفْلِحُ ٱلظَّـٰلِمُونَ ﴿٢١﴾
22. En op de Dag dat Wij hen allen bijeenbrengen, zullen Wij tegen degenen die deelgenoten toekennen zeggen: "Waar zijn de deelgenoten waarvan jullie (het bestaan) plachten te boweren? 23. En dan zal er geen excuus voor hen zijn, dan te zeggen: "Bij Allāh, onze Heer, wij waren geen veelgodenaanbidders." 24. Zie hoe zij over zichzelf liegen en afgedwaald zijn van wat zij plachten te verzinnen.
وَيَوْمَ نَحْشُرُهُمْ جَمِيعًۭا ثُمَّ نَقُولُ لِلَّذِينَ أَشْرَكُوٓا۟ أَيْنَ شُرَكَآؤُكُمُ ٱلَّذِينَ كُنتُمْ تَزْعُمُونَ ﴿٢٢﴾ ثُمَّ لَمْ تَكُن فِتْنَتُهُمْ إِلَّآ أَن قَالُوا۟ وَٱللَّهِ رَبِّنَا مَا كُنَّا مُشْرِكِينَ ﴿٢٣﴾ ٱنظُرْ كَيْفَ كَذَبُوا۟ عَلَىٰٓ أَنفُسِهِمْ ۚ وَضَلَّ عَنْهُم مَّا كَانُوا۟ يَفْتَرُونَ ﴿٢٤﴾
25. En onder hen zijn or die naar jou luisteren, maar Wij hebben over hun harten sluiers aangebracht zodat zij het (de Koran) niet begrijpen en in hun oren proppen. En indien zij ieder Teken zagen, zouden zij er niet in geloven, zelfs in die mate dat wanneer zij tot jou komen om met jou te redetwisten, degenen die ongelovig zijn zeggen: "Dit zijn slechts fabels van de ouden." 26. En zij verbieden het en zij keren zich ervan af, maar zij vernietigen slechts zichzelf en zij beseffen het niet.
وَمِنْهُم مَّن يَسْتَمِعُ إِلَيْكَ ۖ وَجَعَلْنَا عَلَىٰ قُلُوبِهِمْ أَكِنَّةً أَن يَفْقَهُوهُ وَفِىٓ ءَاذَانِهِمْ وَقْرًۭا ۚ وَإِن يَرَوْا۟ كُلَّ ءَايَةٍۢ لَّا يُؤْمِنُوا۟ بِهَا ۚ حَتَّىٰٓ إِذَا جَآءُوكَ يُجَـٰدِلُونَكَ يَقُولُ ٱلَّذِينَ كَفَرُوٓا۟ إِنْ هَـٰذَآ إِلَّآ أَسَـٰطِيرُ ٱلْأَوَّلِينَ ﴿٢٥﴾ وَهُمْ يَنْهَوْنَ عَنْهُ وَيَنْـَٔوْنَ عَنْهُ ۖ وَإِن يُهْلِكُونَ إِلَّآ أَنفُسَهُمْ وَمَا يَشْعُرُونَ ﴿٢٦﴾
27. En als jij (hen) kon zien wanneer zij bij de Hel geplaatst worden en zij dan zeggen: "Werden wij maar teruggebracht, dan zouden wij de Tekenen van onze Heer niet loochenen en zouden wij tot de gelovigen behoren." 28. Zeker niet, er wordt voor hen zichtbaar wat zij vroeger plachten te verbergen. Als zij teruggebracht zouden worden, zouden zij weer herhalen wat hen verboden was en zij zijn zeker leugenaars.
وَلَوْ تَرَىٰٓ إِذْ وُقِفُوا۟ عَلَى ٱلنَّارِ فَقَالُوا۟ يَـٰلَيْتَنَا نُرَدُّ وَلَا نُكَذِّبَ بِـَٔايَـٰتِ رَبِّنَا وَنَكُونَ مِنَ ٱلْمُؤْمِنِينَ ﴿٢٧﴾ بَلْ بَدَا لَهُم مَّا كَانُوا۟ يُخْفُونَ مِن قَبْلُ ۖ وَلَوْ رُدُّوا۟ لَعَادُوا۟ لِمَا نُهُوا۟ عَنْهُ وَإِنَّهُمْ لَكَـٰذِبُونَ ﴿٢٨﴾
29. En zij zeggen: "Er is niets dan ons huidige leven en wij zullen niet opgewekt worden." 30. En als jij (hen) kon zien wanneer zij voor hun Heer gebracht worden: Hij zal zeggen: "Is dit niet de waarheid? zij zullen zeggen: "Zeker, bij onze Heer." Hij zal zeggen: "Proef dan de bestraffing vanwege (wat) jullie plachten niet te geloven." 31. Waarlijk verloren zijn degenen die de ontmoeting met Allāh loochenen, totdat wanneer het Uur plotseling tot hen komt, zij zullen zeggen: "Wee ons voor wat wij in (onze levens) veronachtzaamden," en zij dragen hun zonden op hun ruggen. En weet: het is slecht wat zij dragen!
وَقَالُوٓا۟ إِنْ هِىَ إِلَّا حَيَاتُنَا ٱلدُّنْيَا وَمَا نَحْنُ بِمَبْعُوثِينَ ﴿٢٩﴾ وَلَوْ تَرَىٰٓ إِذْ وُقِفُوا۟ عَلَىٰ رَبِّهِمْ ۚ قَالَ أَلَيْسَ هَـٰذَا بِٱلْحَقِّ ۚ قَالُوا۟ بَلَىٰ وَرَبِّنَا ۚ قَالَ فَذُوقُوا۟ ٱلْعَذَابَ بِمَا كُنتُمْ تَكْفُرُونَ ﴿٣٠﴾ قَدْ خَسِرَ ٱلَّذِينَ كَذَّبُوا۟ بِلِقَآءِ ٱللَّهِ ۖ حَتَّىٰٓ إِذَا جَآءَتْهُمُ ٱلسَّاعَةُ بَغْتَةًۭ قَالُوا۟ يَـٰحَسْرَتَنَا عَلَىٰ مَا فَرَّطْنَا فِيهَا وَهُمْ يَحْمِلُونَ أَوْزَارَهُمْ عَلَىٰ ظُهُورِهِمْ ۚ أَلَا سَآءَ مَا يَزِرُونَ ﴿٣١﴾
32. En het wereldse leven is niets dan spel en vermaak. En het Huis van het Hiernamaals is beter voor degenen die (Allāh) vrezen. Begrijpen jullie dan niet?
وَمَا ٱلْحَيَوٰةُ ٱلدُّنْيَآ إِلَّا لَعِبٌۭ وَلَهْوٌۭ ۖ وَلَلدَّارُ ٱلْـَٔاخِرَةُ خَيْرٌۭ لِّلَّذِينَ يَتَّقُونَ ۗ أَفَلَا تَعْقِلُونَ ﴿٣٢﴾
33. Wij weten inderdaad (o Mohammed) dat jij treurt door degenen die (kwaad) spreken, en voorwaar, zij loochenen jou niet, maar het zijn de Verzen van Allāh die de onrechtvaardigen ontkennen. 34. En voorzeker, de boodschappers van voor jou werden inderdaad geloochend en zij waren geduldig met het loochenen en de kwelling, totdat Onze hulp tot hen kwam. En er is niemand die de Woorden van Allāh kan veranderen en voorzeker, er zijn al berichten over de boodschappers tot jou gekomen.
قَدْ نَعْلَمُ إِنَّهُۥ لَيَحْزُنُكَ ٱلَّذِى يَقُولُونَ ۖ فَإِنَّهُمْ لَا يُكَذِّبُونَكَ وَلَـٰكِنَّ ٱلظَّـٰلِمِينَ بِـَٔايَـٰتِ ٱللَّهِ يَجْحَدُونَ ﴿٣٣﴾ وَلَقَدْ كُذِّبَتْ رُسُلٌۭ مِّن قَبْلِكَ فَصَبَرُوا۟ عَلَىٰ مَا كُذِّبُوا۟ وَأُوذُوا۟ حَتَّىٰٓ أَتَىٰهُمْ نَصْرُنَا ۚ وَلَا مُبَدِّلَ لِكَلِمَـٰتِ ٱللَّهِ ۚ وَلَقَدْ جَآءَكَ مِن نَّبَإِى۟ ٱلْمُرْسَلِينَ ﴿٣٤﴾
35. En als hun afkeer van jou zwaar voor jou is: als jij in staat zou zijn een grot in de aarde of een ladder naar de hemel te maken, zodat jij een Teken tot hen zou kunnen laten komen (doe het dan); en indien Allāh het gewild zou hebben, zou Hij hen onder de leiding verzamelen. Behoor daarom zeker niet tot de onwetenden.
وَإِن كَانَ كَبُرَ عَلَيْكَ إِعْرَاضُهُمْ فَإِنِ ٱسْتَطَعْتَ أَن تَبْتَغِىَ نَفَقًۭا فِى ٱلْأَرْضِ أَوْ سُلَّمًۭا فِى ٱلسَّمَآءِ فَتَأْتِيَهُم بِـَٔايَةٍۢ ۚ وَلَوْ شَآءَ ٱللَّهُ لَجَمَعَهُمْ عَلَى ٱلْهُدَىٰ ۚ فَلَا تَكُونَنَّ مِنَ ٱلْجَـٰهِلِينَ ﴿٣٥﴾
36. Voorwaar, alleen degenen die luisteren zullen gehoorzamen. En Allāh zal de doden opwekken en vervolgens worden zij tot Hem teruggekeerd. 37. En zij zeiden: "Waarom wordt er geen Teken (wonder) van zijn Heer tot hem gezonden?" Zeg (o Mohammed): "Allāh is bij machte om een Teken neer te zenden, maar de meesten van hen begrijpen het niet."
إِنَّمَا يَسْتَجِيبُ ٱلَّذِينَ يَسْمَعُونَ ۘ وَٱلْمَوْتَىٰ يَبْعَثُهُمُ ٱللَّهُ ثُمَّ إِلَيْهِ يُرْجَعُونَ ﴿٣٦﴾ وَقَالُوا۟ لَوْلَا نُزِّلَ عَلَيْهِ ءَايَةٌۭ مِّن رَّبِّهِۦ ۚ قُلْ إِنَّ ٱللَّهَ قَادِرٌ عَلَىٰٓ أَن يُنَزِّلَ ءَايَةًۭ وَلَـٰكِنَّ أَكْثَرَهُمْ لَا يَعْلَمُونَ ﴿٣٧﴾
38. En er is geen levend wezen op aarde en geen vogel die met zijn vleugels vliegt, of het behoort tot gemeenschappen zoals die van jullie. En Wij hebben niets in het Boek veronachtzaamd en zij zullen allen bij hun Heer verzameld worden.
وَمَا مِن دَآبَّةٍۢ فِى ٱلْأَرْضِ وَلَا طَـٰٓئِرٍۢ يَطِيرُ بِجَنَاحَيْهِ إِلَّآ أُمَمٌ أَمْثَالُكُم ۚ مَّا فَرَّطْنَا فِى ٱلْكِتَـٰبِ مِن شَىْءٍۢ ۚ ثُمَّ إِلَىٰ رَبِّهِمْ يُحْشَرُونَ ﴿٣٨﴾
39. En degenen die Onze Tekenen loochenen zijn doof en stom in de duisternis: Allāh laat dwalen wie Hij wil en Hij plaatst op de rechte weg wie Hij wil.
وَٱلَّذِينَ كَذَّبُوا۟ بِـَٔايَـٰتِنَا صُمٌّۭ وَبُكْمٌۭ فِى ٱلظُّلُمَـٰتِ ۗ مَن يَشَإِ ٱللَّهُ يُضْلِلْهُ وَمَن يَشَأْ يَجْعَلْهُ عَلَىٰ صِرَٰطٍۢ مُّسْتَقِيمٍۢ ﴿٣٩﴾
40. Zeg (o Mohammed): "Wat vinden jullie, wanneer de bestraffing van Allāh of het Uur tot jullie komt: zouden jullie je dan op iemand anders beroepen dan op Allāh, indien jullie waarachtigen zijn?" 41. Welnee, op Hem zouden jullie je beroepen en Hij zou hetgeen waarvoor jullie een beroep op Hem deden wegnemen, indien Hij zou willen. En jullie zouden vergeten wat jullie aan deelgenoten toegekend hebben.
قُلْ أَرَءَيْتَكُمْ إِنْ أَتَىٰكُمْ عَذَابُ ٱللَّهِ أَوْ أَتَتْكُمُ ٱلسَّاعَةُ أَغَيْرَ ٱللَّهِ تَدْعُونَ إِن كُنتُمْ صَـٰدِقِينَ ﴿٤٠﴾ بَلْ إِيَّاهُ تَدْعُونَ فَيَكْشِفُ مَا تَدْعُونَ إِلَيْهِ إِن شَآءَ وَتَنسَوْنَ مَا تُشْرِكُونَ ﴿٤١﴾
42. En voorzeker, Wij hebben inderdaad naar gemeenschappen van voor jou (boodschappers) gestuurd en Wij hebben hen met tegenspoed en rampen getroffen. Hopelijk zullen zij nederig worden (tegenover Allāh). 43. En waarom zijn zij, toen Onze tegenspoed tot hen kwam, niet nederig geworden? Integendeel, hun harten werden zelfs hard en de Satan deed wat zij plachten te doen schoon schijnen. 44. En toen zij vergaten waarmee zij gewaarschuwd waren, openden Wij voor hen vervolgens de poorten naar alle (aantrekkelijk) zaken; zozeer dat, toen zij blij waren met wat hun geschonken was, Wij hen plotseling bestraften en zij daarop wanhopig werden. 45. En vervolgens werd de laatste van het volk dat onrechtvaardig was vernietigd: alle lof zij Allāh, Heer der werelden.
وَلَقَدْ أَرْسَلْنَآ إِلَىٰٓ أُمَمٍۢ مِّن قَبْلِكَ فَأَخَذْنَـٰهُم بِٱلْبَأْسَآءِ وَٱلضَّرَّآءِ لَعَلَّهُمْ يَتَضَرَّعُونَ ﴿٤٢﴾ فَلَوْلَآ إِذْ جَآءَهُم بَأْسُنَا تَضَرَّعُوا۟ وَلَـٰكِن قَسَتْ قُلُوبُهُمْ وَزَيَّنَ لَهُمُ ٱلشَّيْطَـٰنُ مَا كَانُوا۟ يَعْمَلُونَ ﴿٤٣﴾ فَلَمَّا نَسُوا۟ مَا ذُكِّرُوا۟ بِهِۦ فَتَحْنَا عَلَيْهِمْ أَبْوَٰبَ كُلِّ شَىْءٍ حَتَّىٰٓ إِذَا فَرِحُوا۟ بِمَآ أُوتُوٓا۟ أَخَذْنَـٰهُم بَغْتَةًۭ فَإِذَا هُم مُّبْلِسُونَ ﴿٤٤﴾ فَقُطِعَ دَابِرُ ٱلْقَوْمِ ٱلَّذِينَ ظَلَمُوا۟ ۚ وَٱلْحَمْدُ لِلَّهِ رَبِّ ٱلْعَـٰلَمِينَ ﴿٤٥﴾
46. Zeg (o Mohammed): "Wat vinden jullie indien Allāh jullie horen en jullie zien wegnam en jullie harten verzegelde: welke andere god dan Allāh zou jullie die teruggeven?" En zie hoe Wij de Tekenen uitleggen en toch wenden zij zich af. 47. Zeg: "Wat vinden jullie als de bestraffing van Allāh tot jullie komt, plotseting of openlijk? Niemand dan het onrechtvaardige volk wordt vernietigd."
قُلْ أَرَءَيْتُمْ إِنْ أَخَذَ ٱللَّهُ سَمْعَكُمْ وَأَبْصَـٰرَكُمْ وَخَتَمَ عَلَىٰ قُلُوبِكُم مَّنْ إِلَـٰهٌ غَيْرُ ٱللَّهِ يَأْتِيكُم بِهِ ۗ ٱنظُرْ كَيْفَ نُصَرِّفُ ٱلْـَٔايَـٰتِ ثُمَّ هُمْ يَصْدِفُونَ ﴿٤٦﴾ قُلْ أَرَءَيْتَكُمْ إِنْ أَتَىٰكُمْ عَذَابُ ٱللَّهِ بَغْتَةً أَوْ جَهْرَةً هَلْ يُهْلَكُ إِلَّا ٱلْقَوْمُ ٱلظَّـٰلِمُونَ ﴿٤٧﴾
48. Wij hebben de boodschappers slechts als brengers van goed nieuws gestuurd en (als) waarschuwers; dus wie gelooft en oprecht is: voor hem is er geen angst en zij zullen niet treuren. 49. Maar degenen die de Tekenen van Ons loochenen: hen treft de bestraffing wegens de zware zonden die zij plachten te begaan.
وَمَا نُرْسِلُ ٱلْمُرْسَلِينَ إِلَّا مُبَشِّرِينَ وَمُنذِرِينَ ۖ فَمَنْ ءَامَنَ وَأَصْلَحَ فَلَا خَوْفٌ عَلَيْهِمْ وَلَا هُمْ يَحْزَنُونَ ﴿٤٨﴾ وَٱلَّذِينَ كَذَّبُوا۟ بِـَٔايَـٰتِنَا يَمَسُّهُمُ ٱلْعَذَابُ بِمَا كَانُوا۟ يَفْسُقُونَ ﴿٤٩﴾
50. Zeg: "Ik zeg jullie niet dat de schatten van Allāh bij mij zijn en niet dat ik het verborgene ken, en ik zeg jullie niet dat ik een engel ben: ik volg slechts wat aan mij geopenbaard wordt." Zeg: "Zijn de blinden en de zienden gelijk? Denken jullie dan niet na?"
قُل لَّآ أَقُولُ لَكُمْ عِندِى خَزَآئِنُ ٱللَّهِ وَلَآ أَعْلَمُ ٱلْغَيْبَ وَلَآ أَقُولُ لَكُمْ إِنِّى مَلَكٌ ۖ إِنْ أَتَّبِعُ إِلَّا مَا يُوحَىٰٓ إِلَىَّ ۚ قُلْ هَلْ يَسْتَوِى ٱلْأَعْمَىٰ وَٱلْبَصِيرُ ۚ أَفَلَا تَتَفَكَّرُونَ ﴿٥٠﴾
51. En waarschuw daarmee degenen dit vrezen dat zij tot hun Heer verzameld zullen worden: er is voor hen naast Hem geen Helper en geen Voorspreker. Hopelijk zullen zij (Allāh) vrezen.
وَأَنذِرْ بِهِ ٱلَّذِينَ يَخَافُونَ أَن يُحْشَرُوٓا۟ إِلَىٰ رَبِّهِمْ ۙ لَيْسَ لَهُم مِّن دُونِهِۦ وَلِىٌّۭ وَلَا شَفِيعٌۭ لَّعَلَّهُمْ يَتَّقُونَ ﴿٥١﴾
52. En stuur degenen niet weg die in de ochtend en de avond hun Heer aanroepen en Zijn Aangezicht wensen. Jij bent in niets voor hen aansprakelijk en zij zijn in niets voor jou aansprakelijk, stuur jij hen dan weg: dan behoor jij tot de onrechtvaardigen. 53. En zo hebben Wij sommigen van hen door anderen beproefd, opdat zij zouden zeggen: "Zijn zij dan, die Allāh boven ons begunstigt?" Is het niet Allāh die de dankbaren het beste kent? 54. En wanneer degenen die in Onze Tekenen geloven tot jou komen, zeg dan: "Salāmoen ʿalaikoem (vrede zij met jullie)". Jullie Heer heeft Zichzelf de barmhartigheid voorgeschreven. Indien een van jullie uit onwetendheid slecht doet en dan daarna berouw heeft en zich betert: voorwaar, dan is Hij Vergevingsgezind, Meest Barmhartig. 55. En zo leggen Wij de Verzen uit. En opdat de weg van de zondaren duidelijk wordt.
وَلَا تَطْرُدِ ٱلَّذِينَ يَدْعُونَ رَبَّهُم بِٱلْغَدَوٰةِ وَٱلْعَشِىِّ يُرِيدُونَ وَجْهَهُۥ ۖ مَا عَلَيْكَ مِنْ حِسَابِهِم مِّن شَىْءٍۢ وَمَا مِنْ حِسَابِكَ عَلَيْهِم مِّن شَىْءٍۢ فَتَطْرُدَهُمْ فَتَكُونَ مِنَ ٱلظَّـٰلِمِينَ ﴿٥٢﴾ وَكَذَٰلِكَ فَتَنَّا بَعْضَهُم بِبَعْضٍۢ لِّيَقُولُوٓا۟ أَهَـٰٓؤُلَآءِ مَنَّ ٱللَّهُ عَلَيْهِم مِّنۢ بَيْنِنَآ ۗ أَلَيْسَ ٱللَّهُ بِأَعْلَمَ بِٱلشَّـٰكِرِينَ ﴿٥٣﴾ وَإِذَا جَآءَكَ ٱلَّذِينَ يُؤْمِنُونَ بِـَٔايَـٰتِنَا فَقُلْ سَلَـٰمٌ عَلَيْكُمْ ۖ كَتَبَ رَبُّكُمْ عَلَىٰ نَفْسِهِ ٱلرَّحْمَةَ ۖ أَنَّهُۥ مَنْ عَمِلَ مِنكُمْ سُوٓءًۢا بِجَهَـٰلَةٍۢ ثُمَّ تَابَ مِنۢ بَعْدِهِۦ وَأَصْلَحَ فَأَنَّهُۥ غَفُورٌۭ رَّحِيمٌۭ ﴿٥٤﴾ وَكَذَٰلِكَ نُفَصِّلُ ٱلْـَٔايَـٰتِ وَلِتَسْتَبِينَ سَبِيلُ ٱلْمُجْرِمِينَ ﴿٥٥﴾
56. Zeg: "Voorwaar, ik ben verboden degenen te dienen die jullie buiten Allāh aanbidden." Zeg: "Ik zal jullie begeerten niet volgen; ik zou dan dwalen en ik zou niet tot de rechtgeleiden behoren."
قُلْ إِنِّى نُهِيتُ أَنْ أَعْبُدَ ٱلَّذِينَ تَدْعُونَ مِن دُونِ ٱللَّهِ ۚ قُل لَّآ أَتَّبِعُ أَهْوَآءَكُمْ ۙ قَدْ ضَلَلْتُ إِذًۭا وَمَآ أَنَا۠ مِنَ ٱلْمُهْتَدِينَ ﴿٥٦﴾
57. Zeg (o Mohammed): "Voorwaar, ik berust mij op een duidelijk bewijs van mijn Heer en jullie loochenen het, ik heb (geen macht) over wat jullie willen verhaasten. Voorwaar, het oordeel is alleen aan Allāh, Hij verklaart de waarheid en Hij is de Beste van de Oordelaars." 58. Zeg. "Indien dat wat jullie verhaast willen binnen mijn macht lag, was de zaak tussen mij en jullie (al) beoordeeld, maar Allāh kent de onrechtvaardigen beter."
قُلْ إِنِّى عَلَىٰ بَيِّنَةٍۢ مِّن رَّبِّى وَكَذَّبْتُم بِهِۦ ۚ مَا عِندِى مَا تَسْتَعْجِلُونَ بِهِۦٓ ۚ إِنِ ٱلْحُكْمُ إِلَّا لِلَّهِ ۖ يَقُصُّ ٱلْحَقَّ ۖ وَهُوَ خَيْرُ ٱلْفَـٰصِلِينَ ﴿٥٧﴾ قُل لَّوْ أَنَّ عِندِى مَا تَسْتَعْجِلُونَ بِهِۦ لَقُضِىَ ٱلْأَمْرُ بَيْنِى وَبَيْنَكُمْ ۗ وَٱللَّهُ أَعْلَمُ بِٱلظَّـٰلِمِينَ ﴿٥٨﴾
59. Hij bezit de schatten van het onwaarneembare en niemand kent die, behalve Hij. Hij weet wat er op de aarde is en in de zee; en er valt nog geen blad of Hij weet ervan; en er is geen graankorrel in de duisternissen van de aarde; en niets vers en niets droogs, of het is in een duidelijk Boek.
وَعِندَهُۥ مَفَاتِحُ ٱلْغَيْبِ لَا يَعْلَمُهَآ إِلَّا هُوَ ۚ وَيَعْلَمُ مَا فِى ٱلْبَرِّ وَٱلْبَحْرِ ۚ وَمَا تَسْقُطُ مِن وَرَقَةٍ إِلَّا يَعْلَمُهَا وَلَا حَبَّةٍۢ فِى ظُلُمَـٰتِ ٱلْأَرْضِ وَلَا رَطْبٍۢ وَلَا يَابِسٍ إِلَّا فِى كِتَـٰبٍۢ مُّبِينٍۢ ﴿٥٩﴾
60. Hij is degene die jullie (zielen) in de nacht wegneemt en Hij weet wat jullie gedurendede dag verricht hebben: Hij doet jullie or weer in ontwaken opdat een vastgestelde periode vervuld wordt, daarna is jullie terugkeer tot Hem. Hij zal jullie dan op de hoogte brengen van wat jullie plachten to doen. 61. En Hij is de Krachtige, boven Zijn dienaren en hij stelt wakers (engelen) over jullie aan, zodat als een van jullie de dood bereikt de door ons gezondenen hem (zijn ziel) wegnemen en zij verzuimen niet. 62. Dan worden zij tot Allāh, hun ware Meester, teruggebracht. Weet dat het Oordeel aan Hem is en Hij is het snelst van hen die afrekenen.
وَهُوَ ٱلَّذِى يَتَوَفَّىٰكُم بِٱلَّيْلِ وَيَعْلَمُ مَا جَرَحْتُم بِٱلنَّهَارِ ثُمَّ يَبْعَثُكُمْ فِيهِ لِيُقْضَىٰٓ أَجَلٌۭ مُّسَمًّۭى ۖ ثُمَّ إِلَيْهِ مَرْجِعُكُمْ ثُمَّ يُنَبِّئُكُم بِمَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ ﴿٦٠﴾ وَهُوَ ٱلْقَاهِرُ فَوْقَ عِبَادِهِۦ ۖ وَيُرْسِلُ عَلَيْكُمْ حَفَظَةً حَتَّىٰٓ إِذَا جَآءَ أَحَدَكُمُ ٱلْمَوْتُ تَوَفَّتْهُ رُسُلُنَا وَهُمْ لَا يُفَرِّطُونَ ﴿٦١﴾ ثُمَّ رُدُّوٓا۟ إِلَى ٱللَّهِ مَوْلَىٰهُمُ ٱلْحَقِّ ۚ أَلَا لَهُ ٱلْحُكْمُ وَهُوَ أَسْرَعُ ٱلْحَـٰسِبِينَ ﴿٦٢﴾
63. Zeg (o Mohammed): "Wie redt jullie uit de duisternissen van het land en de zee terwijl jullie Hem in nederigheid en stilte auroepen: "Indien Hij ons van deze (gevaren) zou redden, zouden wij zeker tot de dankbaren behoren." 64. Zeg: "Het is Allāh die jullie van deze (gevaren) redt en van alle moeilijkheden en toch kennen jullie deelgenoten toe (aan Allāh)?" 65. Zeg: "Hij is de Machthebber die jullie bestraffingen zendt, van boven jullie vandaan of van onder jullie voeten, of Hij verwart jullie in (verschillende) groeperingen en laat sommigen van jullie de wraak van anderen proeven." Zie hoe Wij de Tekenen uitleggen. Hopelijk zullen zij het begrijpen.
قُلْ مَن يُنَجِّيكُم مِّن ظُلُمَـٰتِ ٱلْبَرِّ وَٱلْبَحْرِ تَدْعُونَهُۥ تَضَرُّعًۭا وَخُفْيَةًۭ لَّئِنْ أَنجَىٰنَا مِنْ هَـٰذِهِۦ لَنَكُونَنَّ مِنَ ٱلشَّـٰكِرِينَ ﴿٦٣﴾ قُلِ ٱللَّهُ يُنَجِّيكُم مِّنْهَا وَمِن كُلِّ كَرْبٍۢ ثُمَّ أَنتُمْ تُشْرِكُونَ ﴿٦٤﴾ قُلْ هُوَ ٱلْقَادِرُ عَلَىٰٓ أَن يَبْعَثَ عَلَيْكُمْ عَذَابًۭا مِّن فَوْقِكُمْ أَوْ مِن تَحْتِ أَرْجُلِكُمْ أَوْ يَلْبِسَكُمْ شِيَعًۭا وَيُذِيقَ بَعْضَكُم بَأْسَ بَعْضٍ ۗ ٱنظُرْ كَيْفَ نُصَرِّفُ ٱلْـَٔايَـٰتِ لَعَلَّهُمْ يَفْقَهُونَ ﴿٦٥﴾
66. Maar jouw volk loochende ze, hoewel het de waarheid is. Zeg: "Ik ben niet als verantwoordelijke over jullie aangesteld." 67. Voor ieder bericht is een bepaalde tijd en jullie zullen het spoedig weten.
وَكَذَّبَ بِهِۦ قَوْمُكَ وَهُوَ ٱلْحَقُّ ۚ قُل لَّسْتُ عَلَيْكُم بِوَكِيلٍۢ ﴿٦٦﴾ لِّكُلِّ نَبَإٍۢ مُّسْتَقَرٌّۭ ۚ وَسَوْفَ تَعْلَمُونَ ﴿٦٧﴾
68. En wanneer jij degenen ziet die beledigend spreken over Onze Verzen, wend je dan van hen af, totdat zij over een ander onderwerp spreken. En indien de Satan het jou doet vergeten, zit dan niet, nadat de herinnering (tot jou komt), bij het onrechtvaardige volk. 69. En degenen die (Allāh) vrezen zijn in niets verantwoordelijk voor hun rekening, maar het is een vermaning. Hopelijk zullen zij (Allāh) vrezen.
وَإِذَا رَأَيْتَ ٱلَّذِينَ يَخُوضُونَ فِىٓ ءَايَـٰتِنَا فَأَعْرِضْ عَنْهُمْ حَتَّىٰ يَخُوضُوا۟ فِى حَدِيثٍ غَيْرِهِۦ ۚ وَإِمَّا يُنسِيَنَّكَ ٱلشَّيْطَـٰنُ فَلَا تَقْعُدْ بَعْدَ ٱلذِّكْرَىٰ مَعَ ٱلْقَوْمِ ٱلظَّـٰلِمِينَ ﴿٦٨﴾ وَمَا عَلَى ٱلَّذِينَ يَتَّقُونَ مِنْ حِسَابِهِم مِّن شَىْءٍۢ وَلَـٰكِن ذِكْرَىٰ لَعَلَّهُمْ يَتَّقُونَ ﴿٦٩﴾
70. En laat degenen met rust die hun godsdienst tot spel en vennaak nemen, het wereldse leven misleidt hen. Maar vermaan met (de Koran) opdat niemand weggevaagd wordt door wat zij verrichten: hij zal zich buiten Allāh geen Helper en geen Voorspreker vinden. En al zou hij iedere losprijs aanbieden: het wordt niet van hem aanvaard. Zij zijn degenen die zichzelf wegvagen door wat zij verrichten. Voor hen is er een drank van gloeiend water en een pijnlijke bestraffing: vanwege wat zij plachten niet te geloven.
وَذَرِ ٱلَّذِينَ ٱتَّخَذُوا۟ دِينَهُمْ لَعِبًۭا وَلَهْوًۭا وَغَرَّتْهُمُ ٱلْحَيَوٰةُ ٱلدُّنْيَا ۚ وَذَكِّرْ بِهِۦٓ أَن تُبْسَلَ نَفْسٌۢ بِمَا كَسَبَتْ لَيْسَ لَهَا مِن دُونِ ٱللَّهِ وَلِىٌّۭ وَلَا شَفِيعٌۭ وَإِن تَعْدِلْ كُلَّ عَدْلٍۢ لَّا يُؤْخَذْ مِنْهَآ ۗ أُو۟لَـٰٓئِكَ ٱلَّذِينَ أُبْسِلُوا۟ بِمَا كَسَبُوا۟ ۖ لَهُمْ شَرَابٌۭ مِّنْ حَمِيمٍۢ وَعَذَابٌ أَلِيمٌۢ بِمَا كَانُوا۟ يَكْفُرُونَ ﴿٧٠﴾
71. Zeg: "Roepen wij dat naast Allāh aan dat ons geen goed kan doen en ons geen schade kan berokkenen, en keren wij op onze schreden terug nadat Allāh ons geleid heeft? Zoals degene die door de Satans op aarde verdwaasd weggelokt is, terwijl hij metgezellen heeft die hem tot de leiding oproepen: 'Kom tot ons!'" Zeg: "Voorwaar, leiding van Allāh is de (enige) leiding en wij zijn bevolen ons te onderwerpen aan de Heer der werelden. 72. En de ṣalāh te onderhouden en Hem te vrezen en Hij is Degene tot Wie jullie verzameld worden." 73. Hij is Degene die de hemelen en de aarde schiep met de waarheid. En op de dag waarop Hij zegt "Wees," en het is: Zijn Woord is de waarheid. Hem behoort de heerschappij op de Dag waarop op de bazuin geblazen wordt, Kenner van het onwaarneembare en het waarneembare en Hij is de Alwijze, de Alwetende.
قُلْ أَنَدْعُوا۟ مِن دُونِ ٱللَّهِ مَا لَا يَنفَعُنَا وَلَا يَضُرُّنَا وَنُرَدُّ عَلَىٰٓ أَعْقَابِنَا بَعْدَ إِذْ هَدَىٰنَا ٱللَّهُ كَٱلَّذِى ٱسْتَهْوَتْهُ ٱلشَّيَـٰطِينُ فِى ٱلْأَرْضِ حَيْرَانَ لَهُۥٓ أَصْحَـٰبٌۭ يَدْعُونَهُۥٓ إِلَى ٱلْهُدَى ٱئْتِنَا ۗ قُلْ إِنَّ هُدَى ٱللَّهِ هُوَ ٱلْهُدَىٰ ۖ وَأُمِرْنَا لِنُسْلِمَ لِرَبِّ ٱلْعَـٰلَمِينَ ﴿٧١﴾ وَأَنْ أَقِيمُوا۟ ٱلصَّلَوٰةَ وَٱتَّقُوهُ ۚ وَهُوَ ٱلَّذِىٓ إِلَيْهِ تُحْشَرُونَ ﴿٧٢﴾ وَهُوَ ٱلَّذِى خَلَقَ ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضَ بِٱلْحَقِّ ۖ وَيَوْمَ يَقُولُ كُن فَيَكُونُ ۚ قَوْلُهُ ٱلْحَقُّ ۚ وَلَهُ ٱلْمُلْكُ يَوْمَ يُنفَخُ فِى ٱلصُّورِ ۚ عَـٰلِمُ ٱلْغَيْبِ وَٱلشَّهَـٰدَةِ ۚ وَهُوَ ٱلْحَكِيمُ ٱلْخَبِيرُ ﴿٧٣﴾
74. En (gedenk) toen Abraham tot zijn vader Ãzar zei: "Neem jij afgodsbeelden tot goden? Voorwaar, ik zie dat jij en jouw volk duidelijk in dwaling verkeren."
وَإِذْ قَالَ إِبْرَٰهِيمُ لِأَبِيهِ ءَازَرَ أَتَتَّخِذُ أَصْنَامًا ءَالِهَةً ۖ إِنِّىٓ أَرَىٰكَ وَقَوْمَكَ فِى ضَلَـٰلٍۢ مُّبِينٍۢ ﴿٧٤﴾
75. En zo lieten Wij Abraham het koninkrijk der hemelen en der aarde zien opdat hij tot de overtuigden zou behoren. 76. En toen de nacht hem omhulde zag hij een ster, hij zei: "Dit is mijn Heer." Maar toen hij onderging, zei hij: "Ik hou niet van degenen die ondergaan." 77. En toen hij de maan zag opkomen, zei hij: "Dit is mijn Heer." Maar toen hij onderging, zei hij: "Tenzij mijn Heer mij leidt, zal ik zeker tot het dwalende volk behoren." 78. En toen hij de zon zag opgaan zei hij: "Dit is mijn Heer, deze is groter." Maar toen zij onderging, zei hij: "O mijn volk: voorwaar, ik ben onschuldig aan wat jullie aan deelgenoten (aan Allāh) toekennen." 79. "Voorwaar, ik heb mijn aangezicht gewend naar Hem die de hemelen en de aarde schiep, als ḥanīef, en ik behoor niet tot de veelgodenaanbidders."
وَكَذَٰلِكَ نُرِىٓ إِبْرَٰهِيمَ مَلَكُوتَ ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ وَلِيَكُونَ مِنَ ٱلْمُوقِنِينَ ﴿٧٥﴾ فَلَمَّا جَنَّ عَلَيْهِ ٱلَّيْلُ رَءَا كَوْكَبًۭا ۖ قَالَ هَـٰذَا رَبِّى ۖ فَلَمَّآ أَفَلَ قَالَ لَآ أُحِبُّ ٱلْـَٔافِلِينَ ﴿٧٦﴾ فَلَمَّا رَءَا ٱلْقَمَرَ بَازِغًۭا قَالَ هَـٰذَا رَبِّى ۖ فَلَمَّآ أَفَلَ قَالَ لَئِن لَّمْ يَهْدِنِى رَبِّى لَأَكُونَنَّ مِنَ ٱلْقَوْمِ ٱلضَّآلِّينَ ﴿٧٧﴾ فَلَمَّا رَءَا ٱلشَّمْسَ بَازِغَةًۭ قَالَ هَـٰذَا رَبِّى هَـٰذَآ أَكْبَرُ ۖ فَلَمَّآ أَفَلَتْ قَالَ يَـٰقَوْمِ إِنِّى بَرِىٓءٌۭ مِّمَّا تُشْرِكُونَ ﴿٧٨﴾ إِنِّى وَجَّهْتُ وَجْهِىَ لِلَّذِى فَطَرَ ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضَ حَنِيفًۭا ۖ وَمَآ أَنَا۠ مِنَ ٱلْمُشْرِكِينَ ﴿٧٩﴾
80. En zijn volk redetwistte met hem, hij zei: "Redetwisten jullie met mij over Allāh, terwijl Hij mij geleid heeft? Ik vrees niet wat jullie Hem aan deelgenoten toekennen, behalve als mijn Heer iets wil. Mijn Heer omvat alles met Zijn kennis, trekken jullie (hier) dan geen lering uit? 81. En hoe zou ik wat jullie aan deelgenoten toekennen (kunnen) vrezen, terwijl jullie niet vrezen Allāh deelgenoten toe te kennen, waartoe Hij jullie geen bewijs gezonden heeft? Welke van de twee groepen is veiliger? Indien jullie dat wisten?" 82. Degenen die geloven en niet hun geloof met onrecht (afgoderij) mengen: zij zijn degenen die veiligheid toekomt en zij zijn de rechtgeleiden. 83. En dat was Ons argument dat Wij Abraham tegen zijn volk gaven, Wij verheffen met graden wie Wij willen: voorwaar, jouw Heer is Alwijs, Alwetend.
وَحَآجَّهُۥ قَوْمُهُۥ ۚ قَالَ أَتُحَـٰٓجُّوٓنِّى فِى ٱللَّهِ وَقَدْ هَدَىٰنِ ۚ وَلَآ أَخَافُ مَا تُشْرِكُونَ بِهِۦٓ إِلَّآ أَن يَشَآءَ رَبِّى شَيْـًۭٔا ۗ وَسِعَ رَبِّى كُلَّ شَىْءٍ عِلْمًا ۗ أَفَلَا تَتَذَكَّرُونَ ﴿٨٠﴾ وَكَيْفَ أَخَافُ مَآ أَشْرَكْتُمْ وَلَا تَخَافُونَ أَنَّكُمْ أَشْرَكْتُم بِٱللَّهِ مَا لَمْ يُنَزِّلْ بِهِۦ عَلَيْكُمْ سُلْطَـٰنًۭا ۚ فَأَىُّ ٱلْفَرِيقَيْنِ أَحَقُّ بِٱلْأَمْنِ ۖ إِن كُنتُمْ تَعْلَمُونَ ﴿٨١﴾ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَلَمْ يَلْبِسُوٓا۟ إِيمَـٰنَهُم بِظُلْمٍ أُو۟لَـٰٓئِكَ لَهُمُ ٱلْأَمْنُ وَهُم مُّهْتَدُونَ ﴿٨٢﴾ وَتِلْكَ حُجَّتُنَآ ءَاتَيْنَـٰهَآ إِبْرَٰهِيمَ عَلَىٰ قَوْمِهِۦ ۚ نَرْفَعُ دَرَجَـٰتٍۢ مَّن نَّشَآءُ ۗ إِنَّ رَبَّكَ حَكِيمٌ عَلِيمٌۭ ﴿٨٣﴾
84. En Wij schonken hem Isaak en Jacob, allen leidden Wij, en ervoor leiden wij Noach, en van zijn nageslacht David en Salomo en Job en Jozef en Mozes en Aäron: en zo belonen Wij de weldoeners. 85. En Zacharias en Johannes en Jezus en Elias: allen behoorden tot de oprechten. 86. En Ismaël en Al-Yasaʾ (Elisa) en Jonas en Lot: allen hebben Wij boven de werelden bevoorrecht. 87. En van hun vaderen en hun nageslacht en hun broeders: Wij hebben hen verkozen en Wij leidden hen op een recht pad.
وَوَهَبْنَا لَهُۥٓ إِسْحَـٰقَ وَيَعْقُوبَ ۚ كُلًّا هَدَيْنَا ۚ وَنُوحًا هَدَيْنَا مِن قَبْلُ ۖ وَمِن ذُرِّيَّتِهِۦ دَاوُۥدَ وَسُلَيْمَـٰنَ وَأَيُّوبَ وَيُوسُفَ وَمُوسَىٰ وَهَـٰرُونَ ۚ وَكَذَٰلِكَ نَجْزِى ٱلْمُحْسِنِينَ ﴿٨٤﴾ وَزَكَرِيَّا وَيَحْيَىٰ وَعِيسَىٰ وَإِلْيَاسَ ۖ كُلٌّۭ مِّنَ ٱلصَّـٰلِحِينَ ﴿٨٥﴾ وَإِسْمَـٰعِيلَ وَٱلْيَسَعَ وَيُونُسَ وَلُوطًۭا ۚ وَكُلًّۭا فَضَّلْنَا عَلَى ٱلْعَـٰلَمِينَ ﴿٨٦﴾ وَمِنْ ءَابَآئِهِمْ وَذُرِّيَّـٰتِهِمْ وَإِخْوَٰنِهِمْ ۖ وَٱجْتَبَيْنَـٰهُمْ وَهَدَيْنَـٰهُمْ إِلَىٰ صِرَٰطٍۢ مُّسْتَقِيمٍۢ ﴿٨٧﴾
88. Dit is de leiding van Allāh, waarmee Hij van Zijn dienaren leidt wie Hij wil, maar als zij deelgenoten (aan Allāh) toegekend hadden, was wat zij aan het doen waren vruchteloos geworden. 89. Zij zijn degenen die Wij de Schrift en de Wijsheid en het profeetschap gaven en indien zij er ongelovig aan zijn: waarlijk, Wij vertrouwen het toe aan een volk dat er niet ongelovig aan is. 90. Zij zijn degenen die Allāh leiding gaf: volg dus hun leiding. Zeg: "Ik vraag U er geen beloning voor, het is slechts een vermaning voor de werelden."
ذَٰلِكَ هُدَى ٱللَّهِ يَهْدِى بِهِۦ مَن يَشَآءُ مِنْ عِبَادِهِۦ ۚ وَلَوْ أَشْرَكُوا۟ لَحَبِطَ عَنْهُم مَّا كَانُوا۟ يَعْمَلُونَ ﴿٨٨﴾ أُو۟لَـٰٓئِكَ ٱلَّذِينَ ءَاتَيْنَـٰهُمُ ٱلْكِتَـٰبَ وَٱلْحُكْمَ وَٱلنُّبُوَّةَ ۚ فَإِن يَكْفُرْ بِهَا هَـٰٓؤُلَآءِ فَقَدْ وَكَّلْنَا بِهَا قَوْمًۭا لَّيْسُوا۟ بِهَا بِكَـٰفِرِينَ ﴿٨٩﴾ أُو۟لَـٰٓئِكَ ٱلَّذِينَ هَدَى ٱللَّهُ ۖ فَبِهُدَىٰهُمُ ٱقْتَدِهْ ۗ قُل لَّآ أَسْـَٔلُكُمْ عَلَيْهِ أَجْرًا ۖ إِنْ هُوَ إِلَّا ذِكْرَىٰ لِلْعَـٰلَمِينَ ﴿٩٠﴾
91. En zij hebben Allāh niet waarheidsgetrouw ingeschat, toen zij zeiden: "Allāh heeft niets aan de mens doen neerdalen." Zeg (o Mohammed): "Wie zond de Schrift dan neer die tot Mozes kwam als een licht en als leiding voor de mensen? Jullie maken er perkament van om te laten zien, maar jullie verbergen er veel (van). Er wordt jullie in geleerd wat jullie niet geleerd was, noch jullie vaderen." Zeg: "Allāh (zond het neer)." En laat hen zich dan vermaken met hun ijdele praat.
وَمَا قَدَرُوا۟ ٱللَّهَ حَقَّ قَدْرِهِۦٓ إِذْ قَالُوا۟ مَآ أَنزَلَ ٱللَّهُ عَلَىٰ بَشَرٍۢ مِّن شَىْءٍۢ ۗ قُلْ مَنْ أَنزَلَ ٱلْكِتَـٰبَ ٱلَّذِى جَآءَ بِهِۦ مُوسَىٰ نُورًۭا وَهُدًۭى لِّلنَّاسِ ۖ تَجْعَلُونَهُۥ قَرَاطِيسَ تُبْدُونَهَا وَتُخْفُونَ كَثِيرًۭا ۖ وَعُلِّمْتُم مَّا لَمْ تَعْلَمُوٓا۟ أَنتُمْ وَلَآ ءَابَآؤُكُمْ ۖ قُلِ ٱللَّهُ ۖ ثُمَّ ذَرْهُمْ فِى خَوْضِهِمْ يَلْعَبُونَ ﴿٩١﴾
92. En dit is een Boek dat Wij neergezonden hebben, gezegend en bevestigend wat er (aan openbaringen) aan vooraf ging; om Oemmalqoerā (Mekka) mee te vermanen en om haar heen. En degenen die in het Hiernamaals geloven, geloven in (het Boek). En zij waken over hun ṣalāh.
وَهَـٰذَا كِتَـٰبٌ أَنزَلْنَـٰهُ مُبَارَكٌۭ مُّصَدِّقُ ٱلَّذِى بَيْنَ يَدَيْهِ وَلِتُنذِرَ أُمَّ ٱلْقُرَىٰ وَمَنْ حَوْلَهَا ۚ وَٱلَّذِينَ يُؤْمِنُونَ بِٱلْـَٔاخِرَةِ يُؤْمِنُونَ بِهِۦ ۖ وَهُمْ عَلَىٰ صَلَاتِهِمْ يُحَافِظُونَ ﴿٩٢﴾
93. En wie is er meer onrechtvaardig dan degene die een leugen tegen Allāh heeft verzonnen, of zei: "Er is aan mij geopenbaard," terwijl er niets aan hem is geopenbaard, en wie zei: "Ik zal het gelijke laten neerdalen van wat Allāh heeft laten nederdalen." En als jij zou kunnen zien hoe (het gaat met) de onrechtvaardigen in doodsstrijd en hoe de engelen hun handen naar hen uitstrekken (terwijl zij zeggen): "Geef jullie zielen op! Vandaag worden jullie beloont met de bestraffing van de schande vanwege wat jullie aan onwaarheid over Allāh plachten te zeggen en vanwege wat jullie van Zijn Verzen hoogmoedig plachten te verwerpen." 94. En voorzeker, jullie komen een voor een tot Ons, zoals Wij jullie de eerste keer schiepen, en jullie hebben wat Wij jullie schonken achter jullie ruggen gelaten. En Wij zien jullie voorsprekers, waarvan jullie veronderstelden dat zij deelgenoten (van Allāh) waren niet bij jullie; een breuk tussen jullie (en hen) is er gemaakt, en weggedwaald van jullie is dat wat jullie plachten to beweren (te bestaan).
وَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّنِ ٱفْتَرَىٰ عَلَى ٱللَّهِ كَذِبًا أَوْ قَالَ أُوحِىَ إِلَىَّ وَلَمْ يُوحَ إِلَيْهِ شَىْءٌۭ وَمَن قَالَ سَأُنزِلُ مِثْلَ مَآ أَنزَلَ ٱللَّهُ ۗ وَلَوْ تَرَىٰٓ إِذِ ٱلظَّـٰلِمُونَ فِى غَمَرَٰتِ ٱلْمَوْتِ وَٱلْمَلَـٰٓئِكَةُ بَاسِطُوٓا۟ أَيْدِيهِمْ أَخْرِجُوٓا۟ أَنفُسَكُمُ ۖ ٱلْيَوْمَ تُجْزَوْنَ عَذَابَ ٱلْهُونِ بِمَا كُنتُمْ تَقُولُونَ عَلَى ٱللَّهِ غَيْرَ ٱلْحَقِّ وَكُنتُمْ عَنْ ءَايَـٰتِهِۦ تَسْتَكْبِرُونَ ﴿٩٣﴾ وَلَقَدْ جِئْتُمُونَا فُرَٰدَىٰ كَمَا خَلَقْنَـٰكُمْ أَوَّلَ مَرَّةٍۢ وَتَرَكْتُم مَّا خَوَّلْنَـٰكُمْ وَرَآءَ ظُهُورِكُمْ ۖ وَمَا نَرَىٰ مَعَكُمْ شُفَعَآءَكُمُ ٱلَّذِينَ زَعَمْتُمْ أَنَّهُمْ فِيكُمْ شُرَكَـٰٓؤُا۟ ۚ لَقَد تَّقَطَّعَ بَيْنَكُمْ وَضَلَّ عَنكُم مَّا كُنتُمْ تَزْعُمُونَ ﴿٩٤﴾
95. Voorwaar, het is Allāh die de graankorrel en de dadelpit doet ontkiemen Hij doet het levende uit het dode voortkomen en Hij doet het dode uit het levende voortkomen. Het is waarlijk Allāh: waarom laten jullie je afleiden (van de waarheid)? 96. (Hij) doet de dag aanbreken en Hij maakte de nacht tot een rusttijd en de zon en de maan voor het berekenen (van de tijd): dat is de vaststelling van de Almachtige, de Alwetende. 97. En Hij is Degene die de sterren voor jullie maakte, opdat jullie door de duisternissen van de aarde en de zee geleid worden. Waarlijk, Wij hebben de Tekenen uitgelegd aan een volk dat weet. 98. En Hij is Degene die jullie dood voortkomen uit één enkele ziel en daarna is er ten vaste verblijfplaats en een bewaarplaats. Waarlijk, Wij hebben de Tekenen uitgelegd aan een volk dit begrijpt. 99. Hij is Degene die water uit de hemel doet neerdalen en Wij laten daarmee allerlei soorten gewas voortkomen, waaruit Wij groenten laten voortkomen (en) waaruit Wij dikgepakt graan laten voortkomen en uit de dadelpalmen, uit de kolf ervan, laaghangende dadeltrossen; en tuinen met druivenstruiken en olijfbomen en granaatappelbomen, gelijksoortig en niet gelijksoortig. Bezie hun vruchten wanneer zij vrucht dragen en (bezie) hun rijping. Voorwaar, daarin zijn Tekenen voor een volk dat gelooft.
إِنَّ ٱللَّهَ فَالِقُ ٱلْحَبِّ وَٱلنَّوَىٰ ۖ يُخْرِجُ ٱلْحَىَّ مِنَ ٱلْمَيِّتِ وَمُخْرِجُ ٱلْمَيِّتِ مِنَ ٱلْحَىِّ ۚ ذَٰلِكُمُ ٱللَّهُ ۖ فَأَنَّىٰ تُؤْفَكُونَ ﴿٩٥﴾ فَالِقُ ٱلْإِصْبَاحِ وَجَعَلَ ٱلَّيْلَ سَكَنًۭا وَٱلشَّمْسَ وَٱلْقَمَرَ حُسْبَانًۭا ۚ ذَٰلِكَ تَقْدِيرُ ٱلْعَزِيزِ ٱلْعَلِيمِ ﴿٩٦﴾ وَهُوَ ٱلَّذِى جَعَلَ لَكُمُ ٱلنُّجُومَ لِتَهْتَدُوا۟ بِهَا فِى ظُلُمَـٰتِ ٱلْبَرِّ وَٱلْبَحْرِ ۗ قَدْ فَصَّلْنَا ٱلْـَٔايَـٰتِ لِقَوْمٍۢ يَعْلَمُونَ ﴿٩٧﴾ وَهُوَ ٱلَّذِىٓ أَنشَأَكُم مِّن نَّفْسٍۢ وَٰحِدَةٍۢ فَمُسْتَقَرٌّۭ وَمُسْتَوْدَعٌۭ ۗ قَدْ فَصَّلْنَا ٱلْـَٔايَـٰتِ لِقَوْمٍۢ يَفْقَهُونَ ﴿٩٨﴾ وَهُوَ ٱلَّذِىٓ أَنزَلَ مِنَ ٱلسَّمَآءِ مَآءًۭ فَأَخْرَجْنَا بِهِۦ نَبَاتَ كُلِّ شَىْءٍۢ فَأَخْرَجْنَا مِنْهُ خَضِرًۭا نُّخْرِجُ مِنْهُ حَبًّۭا مُّتَرَاكِبًۭا وَمِنَ ٱلنَّخْلِ مِن طَلْعِهَا قِنْوَانٌۭ دَانِيَةٌۭ وَجَنَّـٰتٍۢ مِّنْ أَعْنَابٍۢ وَٱلزَّيْتُونَ وَٱلرُّمَّانَ مُشْتَبِهًۭا وَغَيْرَ مُتَشَـٰبِهٍ ۗ ٱنظُرُوٓا۟ إِلَىٰ ثَمَرِهِۦٓ إِذَآ أَثْمَرَ وَيَنْعِهِۦٓ ۚ إِنَّ فِى ذَٰلِكُمْ لَـَٔايَـٰتٍۢ لِّقَوْمٍۢ يُؤْمِنُونَ ﴿٩٩﴾
100. En zij maakten de djinn tot deelgenoten van Allāh, hoewel Hij hen schiep en zij hebben bij Hem zonder kennis zonen en dochters verzonnen. Heilig is Hij en Verheven is Hij boven wat zij beschrijven. 101. Schepper van de hemelen en de aarde: hoe kan Hij een zoon hebben indien Hij geen metgezellin heeft? En Hij schiep alle dingen en Hij is Alwetend omtrent alles.
وَجَعَلُوا۟ لِلَّهِ شُرَكَآءَ ٱلْجِنَّ وَخَلَقَهُمْ ۖ وَخَرَقُوا۟ لَهُۥ بَنِينَ وَبَنَـٰتٍۭ بِغَيْرِ عِلْمٍۢ ۚ سُبْحَـٰنَهُۥ وَتَعَـٰلَىٰ عَمَّا يَصِفُونَ ﴿١٠٠﴾ بَدِيعُ ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ ۖ أَنَّىٰ يَكُونُ لَهُۥ وَلَدٌۭ وَلَمْ تَكُن لَّهُۥ صَـٰحِبَةٌۭ ۖ وَخَلَقَ كُلَّ شَىْءٍۢ ۖ وَهُوَ بِكُلِّ شَىْءٍ عَلِيمٌۭ ﴿١٠١﴾
102. Dat is Allāh, jullie Heer! Er is geen god dan Hij, Schepper van alles: aanbid Hem dus. En Hij is over alle zaken Toezichthouder. 103. Geen blik kan Hem bereiken, maar Hij bereikt de blik (van iedereen); en Hij is de Zachtmoedige, de Alwetende.
ذَٰلِكُمُ ٱللَّهُ رَبُّكُمْ ۖ لَآ إِلَـٰهَ إِلَّا هُوَ ۖ خَـٰلِقُ كُلِّ شَىْءٍۢ فَٱعْبُدُوهُ ۚ وَهُوَ عَلَىٰ كُلِّ شَىْءٍۢ وَكِيلٌۭ ﴿١٠٢﴾ لَّا تُدْرِكُهُ ٱلْأَبْصَـٰرُ وَهُوَ يُدْرِكُ ٱلْأَبْصَـٰرَ ۖ وَهُوَ ٱللَّطِيفُ ٱلْخَبِيرُ ﴿١٠٣﴾
104. Waarlijk, tot jullie zijn zichtbar bewijzen gekomen van jullie Heer. Wie goed ziet: er is (een voordeel) voor hemzelf, en wie blind is: er is (een nadeel) voor hem, en ik (Mohammed) ben geen bewaker over jullie. 105. En zo leggen Wij de Tekenen uit opdat zij zeggen: "Jij hebt (dit van iemand) geleerd." En opdat Wij het verduidelijken aan een volk dat weet.
قَدْ جَآءَكُم بَصَآئِرُ مِن رَّبِّكُمْ ۖ فَمَنْ أَبْصَرَ فَلِنَفْسِهِۦ ۖ وَمَنْ عَمِىَ فَعَلَيْهَا ۚ وَمَآ أَنَا۠ عَلَيْكُم بِحَفِيظٍۢ ﴿١٠٤﴾ وَكَذَٰلِكَ نُصَرِّفُ ٱلْـَٔايَـٰتِ وَلِيَقُولُوا۟ دَرَسْتَ وَلِنُبَيِّنَهُۥ لِقَوْمٍۢ يَعْلَمُونَ ﴿١٠٥﴾
106. Volg (o Mohammed) hetgeen jou van jouw Heer geopenbaard wordt. Er is geen god dan Hij. En wend je af van de veelgodenaanbidders. 107. En indien Allāh gewild had, hadden zij (Allāh) geen deelgenoten toegekend, en Wij hebben jou (o Mohammed) niet als bewaker over hen aangesteld en jij bent geen voogd over hen.
ٱتَّبِعْ مَآ أُوحِىَ إِلَيْكَ مِن رَّبِّكَ ۖ لَآ إِلَـٰهَ إِلَّا هُوَ ۖ وَأَعْرِضْ عَنِ ٱلْمُشْرِكِينَ ﴿١٠٦﴾ وَلَوْ شَآءَ ٱللَّهُ مَآ أَشْرَكُوا۟ ۗ وَمَا جَعَلْنَـٰكَ عَلَيْهِمْ حَفِيظًۭا ۖ وَمَآ أَنتَ عَلَيْهِم بِوَكِيلٍۢ ﴿١٠٧﴾
108. En bespot niet degenen die naast Allāh (goden) aanroepen zodat zij niet Allāh vijandig zonder kennis bespotten. Op deze wijze hebben Wij aan iedere gemeenschap hun werk mooi doen toeschijnen. Hierna is hun terugkeer tot hun Heer en Hij zal hen vertellen wat zij plachten te doen.
وَلَا تَسُبُّوا۟ ٱلَّذِينَ يَدْعُونَ مِن دُونِ ٱللَّهِ فَيَسُبُّوا۟ ٱللَّهَ عَدْوًۢا بِغَيْرِ عِلْمٍۢ ۗ كَذَٰلِكَ زَيَّنَّا لِكُلِّ أُمَّةٍ عَمَلَهُمْ ثُمَّ إِلَىٰ رَبِّهِم مَّرْجِعُهُمْ فَيُنَبِّئُهُم بِمَا كَانُوا۟ يَعْمَلُونَ ﴿١٠٨﴾
109. En zij hebben bij Allāh dure eden gezworen dat indien er een Teken tot hen zou komen, zij er zeker door zouden geloven. Zeg: "Voorzeker, alle Tekenen zijn bij Allāh. En wat zal jullie doen weten, dat als er eenmaal (een Teken tot hen) kwam, zij niet zouden geloven." 110. En Wij zullen hun harten en hun blikken omkeren, zoals zij er de eerste maal al niet in geloofden en Wij laten hen in hun dwaling rusteloos rondgaan. 111. En al zouden Wij engelen tot hen neergezonden hebben en zouden de doden tot hen gesproken hebben en zouden Wij alle zaken (die Mohammeds profeetschap bewijzen) vóór hen verzameld hebben, dan nog zouden zij niet geloven, tenzij Allāh het wilde, maar de meesten van hen zijn onwetend.
وَأَقْسَمُوا۟ بِٱللَّهِ جَهْدَ أَيْمَـٰنِهِمْ لَئِن جَآءَتْهُمْ ءَايَةٌۭ لَّيُؤْمِنُنَّ بِهَا ۚ قُلْ إِنَّمَا ٱلْـَٔايَـٰتُ عِندَ ٱللَّهِ ۖ وَمَا يُشْعِرُكُمْ أَنَّهَآ إِذَا جَآءَتْ لَا يُؤْمِنُونَ ﴿١٠٩﴾ وَنُقَلِّبُ أَفْـِٔدَتَهُمْ وَأَبْصَـٰرَهُمْ كَمَا لَمْ يُؤْمِنُوا۟ بِهِۦٓ أَوَّلَ مَرَّةٍۢ وَنَذَرُهُمْ فِى طُغْيَـٰنِهِمْ يَعْمَهُونَ ﴿١١٠﴾ وَلَوْ أَنَّنَا نَزَّلْنَآ إِلَيْهِمُ ٱلْمَلَـٰٓئِكَةَ وَكَلَّمَهُمُ ٱلْمَوْتَىٰ وَحَشَرْنَا عَلَيْهِمْ كُلَّ شَىْءٍۢ قُبُلًۭا مَّا كَانُوا۟ لِيُؤْمِنُوٓا۟ إِلَّآ أَن يَشَآءَ ٱللَّهُ وَلَـٰكِنَّ أَكْثَرَهُمْ يَجْهَلُونَ ﴿١١١﴾
112. En zo hebben Wij voor iedere profeet een vijand gemaakt; Satans van onder de mensen en de djinn, zij fluisteren elkaar fraaie woorden in om (de mensen) te misleiden. En als jouw Heer het gewild had, dan zouden zij het niet hebben gedaan, laat hen daarom en wat zij verzinnen. 113. Zodat de harten van degenen die niet in het Hiernamaals geloven ertoe neigen en zodat zij er welbehagen aan hebben, en zodat zij verrichten wat zij (de Satans) verrichten.
وَكَذَٰلِكَ جَعَلْنَا لِكُلِّ نَبِىٍّ عَدُوًّۭا شَيَـٰطِينَ ٱلْإِنسِ وَٱلْجِنِّ يُوحِى بَعْضُهُمْ إِلَىٰ بَعْضٍۢ زُخْرُفَ ٱلْقَوْلِ غُرُورًۭا ۚ وَلَوْ شَآءَ رَبُّكَ مَا فَعَلُوهُ ۖ فَذَرْهُمْ وَمَا يَفْتَرُونَ ﴿١١٢﴾ وَلِتَصْغَىٰٓ إِلَيْهِ أَفْـِٔدَةُ ٱلَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ بِٱلْـَٔاخِرَةِ وَلِيَرْضَوْهُ وَلِيَقْتَرِفُوا۟ مَا هُم مُّقْتَرِفُونَ ﴿١١٣﴾
114. (Zeg, O Mohammed:) "Zal ik dan een andere rechter dan Allāh zoeken, terwijl Hij het is die het Boek (de Koran) tot hen heeft neergezonden als een uiteenzetting?" En degenen aan wie Wij de Schrift hebben gegeven weten dat het een neerzending met de waarheid van jouw Heer is. Behoor dus zeker niet tot de twijfelaars. 115. En het Woord van jouw Heer is tot voltooiing gekomen in waarachtigheid en rechtvaardigheid. Niemand kan Zijn Woorden veranderen. En Hij is de Alhorende, de Alwetende.
أَفَغَيْرَ ٱللَّهِ أَبْتَغِى حَكَمًۭا وَهُوَ ٱلَّذِىٓ أَنزَلَ إِلَيْكُمُ ٱلْكِتَـٰبَ مُفَصَّلًۭا ۚ وَٱلَّذِينَ ءَاتَيْنَـٰهُمُ ٱلْكِتَـٰبَ يَعْلَمُونَ أَنَّهُۥ مُنَزَّلٌۭ مِّن رَّبِّكَ بِٱلْحَقِّ ۖ فَلَا تَكُونَنَّ مِنَ ٱلْمُمْتَرِينَ ﴿١١٤﴾ وَتَمَّتْ كَلِمَتُ رَبِّكَ صِدْقًۭا وَعَدْلًۭا ۚ لَّا مُبَدِّلَ لِكَلِمَـٰتِهِۦ ۚ وَهُوَ ٱلسَّمِيعُ ٱلْعَلِيمُ ﴿١١٥﴾
116. En als jij de meesten van hen die op aarde zijn volgt, dan zullen zij jou doen afdwalen van de weg van Allāh. Zij volgen slechts een vermoeden en zij vertellen slechts verzinsels. 117. Voorwaar, jouw Heer, Hij weet het beste wie van Zijn pad afdwaalt en Hij weet beter wie geleid worden.
وَإِن تُطِعْ أَكْثَرَ مَن فِى ٱلْأَرْضِ يُضِلُّوكَ عَن سَبِيلِ ٱللَّهِ ۚ إِن يَتَّبِعُونَ إِلَّا ٱلظَّنَّ وَإِنْ هُمْ إِلَّا يَخْرُصُونَ ﴿١١٦﴾ إِنَّ رَبَّكَ هُوَ أَعْلَمُ مَن يَضِلُّ عَن سَبِيلِهِۦ ۖ وَهُوَ أَعْلَمُ بِٱلْمُهْتَدِينَ ﴿١١٧﴾
118. Eet dan van hetgeen waarover de Naam van Allāh is uitgesproken (tijdens het slachten), als jullie in Zijn Verzen geloven. 119. En wat is er met jullie, dat jullie niet eten van hetgeen waarover de Naam van Allāh is uitgesproken, terwijl Hij jullie waarlijk heeft uiteengezet wat Hij jullie heeft verboden, behalve hetgeen waartoe jullie waren genoodzaakt. En voorwaar, de meesten doen (de mensen) zeker dwalen door hun begeerten, zonder kennis. Voorwaar, jouw Heer, Hij kent de overtreders beter. 120. En laat de openlijke en de verborgen zonden achterwege. Voorwaar, degenen die zonden begaan zullen vergolden worden met hetgeen zij plachten te verrichten. 121. En eet niet van hetgeen waarover (tijdens het slachten) de Naam van Allāh niet is uitgesproken en voorwaar, dat is zeker een zware zonde. En voorwaar, de Satans fluisteren hun vrienden in om met jullie te redetwisten en als jullie hen gehoorzamen, dan zullen jullie zeker veelgodenaanbidders worden.
فَكُلُوا۟ مِمَّا ذُكِرَ ٱسْمُ ٱللَّهِ عَلَيْهِ إِن كُنتُم بِـَٔايَـٰتِهِۦ مُؤْمِنِينَ ﴿١١٨﴾ وَمَا لَكُمْ أَلَّا تَأْكُلُوا۟ مِمَّا ذُكِرَ ٱسْمُ ٱللَّهِ عَلَيْهِ وَقَدْ فَصَّلَ لَكُم مَّا حَرَّمَ عَلَيْكُمْ إِلَّا مَا ٱضْطُرِرْتُمْ إِلَيْهِ ۗ وَإِنَّ كَثِيرًۭا لَّيُضِلُّونَ بِأَهْوَآئِهِم بِغَيْرِ عِلْمٍ ۗ إِنَّ رَبَّكَ هُوَ أَعْلَمُ بِٱلْمُعْتَدِينَ ﴿١١٩﴾ وَذَرُوا۟ ظَـٰهِرَ ٱلْإِثْمِ وَبَاطِنَهُۥٓ ۚ إِنَّ ٱلَّذِينَ يَكْسِبُونَ ٱلْإِثْمَ سَيُجْزَوْنَ بِمَا كَانُوا۟ يَقْتَرِفُونَ ﴿١٢٠﴾ وَلَا تَأْكُلُوا۟ مِمَّا لَمْ يُذْكَرِ ٱسْمُ ٱللَّهِ عَلَيْهِ وَإِنَّهُۥ لَفِسْقٌۭ ۗ وَإِنَّ ٱلشَّيَـٰطِينَ لَيُوحُونَ إِلَىٰٓ أَوْلِيَآئِهِمْ لِيُجَـٰدِلُوكُمْ ۖ وَإِنْ أَطَعْتُمُوهُمْ إِنَّكُمْ لَمُشْرِكُونَ ﴿١٢١﴾
122. En wie dood was, en die Wij daarna tot leven brachten en voor wie Wij een licht maakten, waarmee hij onder de mensen rondgaat, is hij te vergelijken met hem die in de duisternissen verkeert, waar hij nimmer uit kan komen? Zo wordt voor de gelovigen schoonschijnend gemaakt wat zij plachten w doen. 123. En zo hebben Wij in elke stad haar grootste misdadigers geplaatst opdat zij er (hun kwade plannen) beramen. En zij beramen niet dan tegen zichzelf, terwijl zij het niet beseffen.
أَوَمَن كَانَ مَيْتًۭا فَأَحْيَيْنَـٰهُ وَجَعَلْنَا لَهُۥ نُورًۭا يَمْشِى بِهِۦ فِى ٱلنَّاسِ كَمَن مَّثَلُهُۥ فِى ٱلظُّلُمَـٰتِ لَيْسَ بِخَارِجٍۢ مِّنْهَا ۚ كَذَٰلِكَ زُيِّنَ لِلْكَـٰفِرِينَ مَا كَانُوا۟ يَعْمَلُونَ ﴿١٢٢﴾ وَكَذَٰلِكَ جَعَلْنَا فِى كُلِّ قَرْيَةٍ أَكَـٰبِرَ مُجْرِمِيهَا لِيَمْكُرُوا۟ فِيهَا ۖ وَمَا يَمْكُرُونَ إِلَّا بِأَنفُسِهِمْ وَمَا يَشْعُرُونَ ﴿١٢٣﴾
124. En wanneer er een Teken tot hen komt, dan zeggen zei: "Wij zullen nooit geloven tot aan ons hetzelfde is gegeven als wat aan Allāhs boodschappers is gegeven." Allāh weet beter waar Hij Zijn Boodschap brengt. Bij Allāh zullen degenen die misdaden pleegden door kleinering en een strenge bestraffing getroffen worden vanwege wat zij aan kwaad plachten te beramen.
وَإِذَا جَآءَتْهُمْ ءَايَةٌۭ قَالُوا۟ لَن نُّؤْمِنَ حَتَّىٰ نُؤْتَىٰ مِثْلَ مَآ أُوتِىَ رُسُلُ ٱللَّهِ ۘ ٱللَّهُ أَعْلَمُ حَيْثُ يَجْعَلُ رِسَالَتَهُۥ ۗ سَيُصِيبُ ٱلَّذِينَ أَجْرَمُوا۟ صَغَارٌ عِندَ ٱللَّهِ وَعَذَابٌۭ شَدِيدٌۢ بِمَا كَانُوا۟ يَمْكُرُونَ ﴿١٢٤﴾
125. En wie wil dat Allāh hem leidt, diens borst verruimt Hij voor de islam; en wie Hij wenst te doen dwalen, diens borst maakt Hij nauw en beklemd alsof hij (op een hoge berg) naar de hemel klimt. Zo legt Allāh de bestraffing op aan degenen die niet geloven. 126. En dit is het pad van jouw Heer, een recht (pad). Waarlijk, Wij hebben Onze Verzen uiteengezet voor een volk dat zich laat vermanen. 127. Voor hen is er Dāroessalām (het Huis van de Vrede, het Paradijs) bij hun Heer. En Hij is hun Beschermer wegens wat zij plachten te doen.
فَمَن يُرِدِ ٱللَّهُ أَن يَهْدِيَهُۥ يَشْرَحْ صَدْرَهُۥ لِلْإِسْلَـٰمِ ۖ وَمَن يُرِدْ أَن يُضِلَّهُۥ يَجْعَلْ صَدْرَهُۥ ضَيِّقًا حَرَجًۭا كَأَنَّمَا يَصَّعَّدُ فِى ٱلسَّمَآءِ ۚ كَذَٰلِكَ يَجْعَلُ ٱللَّهُ ٱلرِّجْسَ عَلَى ٱلَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ ﴿١٢٥﴾ وَهَـٰذَا صِرَٰطُ رَبِّكَ مُسْتَقِيمًۭا ۗ قَدْ فَصَّلْنَا ٱلْـَٔايَـٰتِ لِقَوْمٍۢ يَذَّكَّرُونَ ﴿١٢٦﴾ لَهُمْ دَارُ ٱلسَّلَـٰمِ عِندَ رَبِّهِمْ ۖ وَهُوَ وَلِيُّهُم بِمَا كَانُوا۟ يَعْمَلُونَ ﴿١٢٧﴾
128. En op de Dag waarop Hij allen bijeen zal brengen (zal Hij zeggen:) "O gemeenschap van djinn, jullie hebben velen van onder de mensen misleid." En hun bondgenoten van onder de mensen zullen zeggen: "Onze Heer, wij hebben van elkaars diensten gebruik gemaakt, en wij hebben de termijn bereikt die U voor ons had gesteld." Hij (Allāh) zal zeggen: "De Hel is jullie bestemming, eeuwig levenden zijn jullie daarin, tenzij Allāh (anders) wil." Voorwaar, jouw Heer is Alwijs, Alwetend. 129. Zo maken Wij de onrechtplegers tot elkaars bondgenoten wegens wat zij plachten te verrichten.
وَيَوْمَ يَحْشُرُهُمْ جَمِيعًۭا يَـٰمَعْشَرَ ٱلْجِنِّ قَدِ ٱسْتَكْثَرْتُم مِّنَ ٱلْإِنسِ ۖ وَقَالَ أَوْلِيَآؤُهُم مِّنَ ٱلْإِنسِ رَبَّنَا ٱسْتَمْتَعَ بَعْضُنَا بِبَعْضٍۢ وَبَلَغْنَآ أَجَلَنَا ٱلَّذِىٓ أَجَّلْتَ لَنَا ۚ قَالَ ٱلنَّارُ مَثْوَىٰكُمْ خَـٰلِدِينَ فِيهَآ إِلَّا مَا شَآءَ ٱللَّهُ ۗ إِنَّ رَبَّكَ حَكِيمٌ عَلِيمٌۭ ﴿١٢٨﴾ وَكَذَٰلِكَ نُوَلِّى بَعْضَ ٱلظَّـٰلِمِينَ بَعْضًۢا بِمَا كَانُوا۟ يَكْسِبُونَ ﴿١٢٩﴾
130. "O gemeenschap van djinn en mensen, zijn er uit jullie midden geen gezanten tot jullie gekomen die jullie Mijn Verzen bekendmaakten en die jullie waarschuwden voor de ontmoeting met deze Dag van jullie?" Zij zullen zeggen: "Wij getuigen tegen onszelf." Het wereldse leven heeft hen misleid en zij getuigen tegen zichzelf dat zij ongelovigen plachten te zijn. 131. Der is omdat jouw Heer nimmer de steden onrechtvaardig vernietigt en de bewoners ervan zijn achtelozen.
يَـٰمَعْشَرَ ٱلْجِنِّ وَٱلْإِنسِ أَلَمْ يَأْتِكُمْ رُسُلٌۭ مِّنكُمْ يَقُصُّونَ عَلَيْكُمْ ءَايَـٰتِى وَيُنذِرُونَكُمْ لِقَآءَ يَوْمِكُمْ هَـٰذَا ۚ قَالُوا۟ شَهِدْنَا عَلَىٰٓ أَنفُسِنَا ۖ وَغَرَّتْهُمُ ٱلْحَيَوٰةُ ٱلدُّنْيَا وَشَهِدُوا۟ عَلَىٰٓ أَنفُسِهِمْ أَنَّهُمْ كَانُوا۟ كَـٰفِرِينَ ﴿١٣٠﴾ ذَٰلِكَ أَن لَّمْ يَكُن رَّبُّكَ مُهْلِكَ ٱلْقُرَىٰ بِظُلْمٍۢ وَأَهْلُهَا غَـٰفِلُونَ ﴿١٣١﴾
132. En voor eenieder zijn er graden naar wat zij gedaan hebben. En jouw Heer is niet onachtzaam aangaande wat zij deden.
وَلِكُلٍّۢ دَرَجَـٰتٌۭ مِّمَّا عَمِلُوا۟ ۚ وَمَا رَبُّكَ بِغَـٰفِلٍ عَمَّا يَعْمَلُونَ ﴿١٣٢﴾
133. En jouw Heer is de Behoefteloze, de Bezitter van barmhartigheid. Als Hij wil, dan vaagt Hij jullie weg en stelt Hij na jullie als opvolgers aan wie Hij wil, zoals Hij jullie heeft voortgebracht uit het nageslacht van een ander volk. 134. Voorwaar, wat jullie is aangezegd zal zeker komen, en jullie zullen het niet (kunnen) tegenhouden.
وَرَبُّكَ ٱلْغَنِىُّ ذُو ٱلرَّحْمَةِ ۚ إِن يَشَأْ يُذْهِبْكُمْ وَيَسْتَخْلِفْ مِنۢ بَعْدِكُم مَّا يَشَآءُ كَمَآ أَنشَأَكُم مِّن ذُرِّيَّةِ قَوْمٍ ءَاخَرِينَ ﴿١٣٣﴾ إِنَّ مَا تُوعَدُونَ لَـَٔاتٍۢ ۖ وَمَآ أَنتُم بِمُعْجِزِينَ ﴿١٣٤﴾
135. Zeg (o Mohammed): "O mijn volk, werk naar jullie vermogen. Voorwaar, ik ben een werker en later zullen jullie weten voor wie de uiteindelijka opbrengst (in het Hiernamaals gunstig) is. Voorwaar, de onrechtplegers zullen niet welslagen."
قُلْ يَـٰقَوْمِ ٱعْمَلُوا۟ عَلَىٰ مَكَانَتِكُمْ إِنِّى عَامِلٌۭ ۖ فَسَوْفَ تَعْلَمُونَ مَن تَكُونُ لَهُۥ عَـٰقِبَةُ ٱلدَّارِ ۗ إِنَّهُۥ لَا يُفْلِحُ ٱلظَّـٰلِمُونَ ﴿١٣٥﴾
136. En zij hebben Allāh een deel toebedacht van wat Hij heeft voortgebracht aan gewassen en vee en zij zeiden: "Dit is voor Allāh," volgens hun bewering, "en dit is voor onze afgoden." Wat dan voor hun afgoden is, dat bereikt niet Allāh; en wat voor Allāh is, dat bereikt wel hun afgoden. Slecht is het wat zij oordelen.
وَجَعَلُوا۟ لِلَّهِ مِمَّا ذَرَأَ مِنَ ٱلْحَرْثِ وَٱلْأَنْعَـٰمِ نَصِيبًۭا فَقَالُوا۟ هَـٰذَا لِلَّهِ بِزَعْمِهِمْ وَهَـٰذَا لِشُرَكَآئِنَا ۖ فَمَا كَانَ لِشُرَكَآئِهِمْ فَلَا يَصِلُ إِلَى ٱللَّهِ ۖ وَمَا كَانَ لِلَّهِ فَهُوَ يَصِلُ إِلَىٰ شُرَكَآئِهِمْ ۗ سَآءَ مَا يَحْكُمُونَ ﴿١٣٦﴾
137. En zo deden hun leiders het doden van hun kinderen voor velen van de veelgodenaanbidders mooi toeschijnen, om hen te vernietigen en om hun godsdienst (met valsheid) te mengen. En als Allāh het gewild had, dan hadden zij het niet gedaan. Laat hen en wat zij verzinnen dus!
وَكَذَٰلِكَ زَيَّنَ لِكَثِيرٍۢ مِّنَ ٱلْمُشْرِكِينَ قَتْلَ أَوْلَـٰدِهِمْ شُرَكَآؤُهُمْ لِيُرْدُوهُمْ وَلِيَلْبِسُوا۟ عَلَيْهِمْ دِينَهُمْ ۖ وَلَوْ شَآءَ ٱللَّهُ مَا فَعَلُوهُ ۖ فَذَرْهُمْ وَمَا يَفْتَرُونَ ﴿١٣٧﴾
138. En zij zeiden: "Dit vee en (deze) gewassen zijn voorbehouden, niemand eet er van, behalve wie wij willen," zo beweren zij, "en er is vee waarvan hun ruggen verboden zijn (om op te rijden), en vee waarover de Naam van Allāh niet uitgesproken is," als een verzinsel over Hem. Hij zal hen vergelden vanwege wat zij plachten te verzinnen. 139. En zij zeiden: "Wat zich in de buiken van dit vee bevindt is voorbehouden aan onze mannen en verboden voor onze vrouwen." En wanneer het doodgeboren is, dan zijn zij (de mannen en de vrouwen) en deelgenoten in. Hij (Allāh) zal hun beschrijving vergelden. Voorwaar, Hij is Alwijs, Alwetend.
وَقَالُوا۟ هَـٰذِهِۦٓ أَنْعَـٰمٌۭ وَحَرْثٌ حِجْرٌۭ لَّا يَطْعَمُهَآ إِلَّا مَن نَّشَآءُ بِزَعْمِهِمْ وَأَنْعَـٰمٌ حُرِّمَتْ ظُهُورُهَا وَأَنْعَـٰمٌۭ لَّا يَذْكُرُونَ ٱسْمَ ٱللَّهِ عَلَيْهَا ٱفْتِرَآءً عَلَيْهِ ۚ سَيَجْزِيهِم بِمَا كَانُوا۟ يَفْتَرُونَ ﴿١٣٨﴾ وَقَالُوا۟ مَا فِى بُطُونِ هَـٰذِهِ ٱلْأَنْعَـٰمِ خَالِصَةٌۭ لِّذُكُورِنَا وَمُحَرَّمٌ عَلَىٰٓ أَزْوَٰجِنَا ۖ وَإِن يَكُن مَّيْتَةًۭ فَهُمْ فِيهِ شُرَكَآءُ ۚ سَيَجْزِيهِمْ وَصْفَهُمْ ۚ إِنَّهُۥ حَكِيمٌ عَلِيمٌۭ ﴿١٣٩﴾
140. Waarlijk, degenen die hun kinderen hebben gedood uit dwaasheid, zonder kennis, hebben een groot verlies geleden, en zij verklaarden voor verboden wat Allāh hun aan voorzieningen heeft geschonken, als een verzinsel over Allāh. Waarlijk, zij dwaalden en zij plachten niet geleid te worden.
قَدْ خَسِرَ ٱلَّذِينَ قَتَلُوٓا۟ أَوْلَـٰدَهُمْ سَفَهًۢا بِغَيْرِ عِلْمٍۢ وَحَرَّمُوا۟ مَا رَزَقَهُمُ ٱللَّهُ ٱفْتِرَآءً عَلَى ٱللَّهِ ۚ قَدْ ضَلُّوا۟ وَمَا كَانُوا۟ مُهْتَدِينَ ﴿١٤٠﴾
141. En Hij is Degene die tuinen heeft voortgebracht, gestutte en niet gestutte, en dadelpalmen en gewassen met verschillende vruchten, en olijfbomen en granaatappelbomen, gelijkend en niet gelijkend. Eet van hun vruchten wanneer zij vrucht geven, en geef er het rechtmatige deel (de zakāh) van op de dag van hun oogst. En overdrijf niet. Voorwaar, Hij houdt niet van de buitensporigen.
وَهُوَ ٱلَّذِىٓ أَنشَأَ جَنَّـٰتٍۢ مَّعْرُوشَـٰتٍۢ وَغَيْرَ مَعْرُوشَـٰتٍۢ وَٱلنَّخْلَ وَٱلزَّرْعَ مُخْتَلِفًا أُكُلُهُۥ وَٱلزَّيْتُونَ وَٱلرُّمَّانَ مُتَشَـٰبِهًۭا وَغَيْرَ مُتَشَـٰبِهٍۢ ۚ كُلُوا۟ مِن ثَمَرِهِۦٓ إِذَآ أَثْمَرَ وَءَاتُوا۟ حَقَّهُۥ يَوْمَ حَصَادِهِۦ ۖ وَلَا تُسْرِفُوٓا۟ ۚ إِنَّهُۥ لَا يُحِبُّ ٱلْمُسْرِفِينَ ﴿١٤١﴾
142. En (Hij maakte) onder het vee rijdieren en slachtdieren. Eet van dat waar Allāh jullie mee voorzien heeft, en volg niet de voetstappen van de Satan. Voorwaar, hij is voor jullie een duidelijke vijand. 143. Acht, in paren: van de schapen een koppel en van de geiten een koppel. Zeg (o Mohammed): "Heeft Hij de twee mannelijke dieren verboden of de twee vrouwelijke, of wat de schoten van de vrouwelijke dieren bevatten? Licht mij in op grond van kennis indien jullie waarachtigen zijn." 144. En van de kamelen een koppel en van de koeien een koppel. Zeg: "Heeft Hij de twee mannelijke dieren verboden of de twee vrouwelijke, of wat de schoten van de vrouwelijke dieren bevatten? Of waren jullie getuigen toen Allāh dit voor jullie bepaalde? Wie is er dan onrechtvaardiger dan degene die een leugen over Allāh verzint om de mensen te doen dwalen, zonder kennis." Voorwaar, Allāh leidt het onrechtplegende volk niet.
وَمِنَ ٱلْأَنْعَـٰمِ حَمُولَةًۭ وَفَرْشًۭا ۚ كُلُوا۟ مِمَّا رَزَقَكُمُ ٱللَّهُ وَلَا تَتَّبِعُوا۟ خُطُوَٰتِ ٱلشَّيْطَـٰنِ ۚ إِنَّهُۥ لَكُمْ عَدُوٌّۭ مُّبِينٌۭ ﴿١٤٢﴾ ثَمَـٰنِيَةَ أَزْوَٰجٍۢ ۖ مِّنَ ٱلضَّأْنِ ٱثْنَيْنِ وَمِنَ ٱلْمَعْزِ ٱثْنَيْنِ ۗ قُلْ ءَآلذَّكَرَيْنِ حَرَّمَ أَمِ ٱلْأُنثَيَيْنِ أَمَّا ٱشْتَمَلَتْ عَلَيْهِ أَرْحَامُ ٱلْأُنثَيَيْنِ ۖ نَبِّـُٔونِى بِعِلْمٍ إِن كُنتُمْ صَـٰدِقِينَ ﴿١٤٣﴾ وَمِنَ ٱلْإِبِلِ ٱثْنَيْنِ وَمِنَ ٱلْبَقَرِ ٱثْنَيْنِ ۗ قُلْ ءَآلذَّكَرَيْنِ حَرَّمَ أَمِ ٱلْأُنثَيَيْنِ أَمَّا ٱشْتَمَلَتْ عَلَيْهِ أَرْحَامُ ٱلْأُنثَيَيْنِ ۖ أَمْ كُنتُمْ شُهَدَآءَ إِذْ وَصَّىٰكُمُ ٱللَّهُ بِهَـٰذَا ۚ فَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّنِ ٱفْتَرَىٰ عَلَى ٱللَّهِ كَذِبًۭا لِّيُضِلَّ ٱلنَّاسَ بِغَيْرِ عِلْمٍ ۗ إِنَّ ٱللَّهَ لَا يَهْدِى ٱلْقَوْمَ ٱلظَّـٰلِمِينَ ﴿١٤٤﴾
145. Zeg: "Ik vind in wat aan mij is geopenbaard geen verbod dat een eter iets eet, behalve wanneer het een kadaver dier is, of stromend bloed of vakensvlees. Want voorwaar, het is onrein, of zwaar zondig waarover iets anders dan de Naam van Allāh is uitgesproken. Wie dan door nood gedwongen is (daarvan te eten), zonder dat hij het wenst en zonder dat hij overdrijft: voorwaar, dan is jouw Heer Vergevingsgezind, Meest Barmhartig.
قُل لَّآ أَجِدُ فِى مَآ أُوحِىَ إِلَىَّ مُحَرَّمًا عَلَىٰ طَاعِمٍۢ يَطْعَمُهُۥٓ إِلَّآ أَن يَكُونَ مَيْتَةً أَوْ دَمًۭا مَّسْفُوحًا أَوْ لَحْمَ خِنزِيرٍۢ فَإِنَّهُۥ رِجْسٌ أَوْ فِسْقًا أُهِلَّ لِغَيْرِ ٱللَّهِ بِهِۦ ۚ فَمَنِ ٱضْطُرَّ غَيْرَ بَاغٍۢ وَلَا عَادٍۢ فَإِنَّ رَبَّكَ غَفُورٌۭ رَّحِيمٌۭ ﴿١٤٥﴾
146. En voor de joden verboden Wij alle (dieren) met (ongesplitste) hoeven. En van de koeien en de schapen verboden Wij voor hen hun vet, behalve wat hun ruggen dragen, het vet van de ingewanden en het vet dat aan het bot is vergroeid. Zo vergolden Wij hun vanwege hun begerigheid. En voorwaar, Wij zijn zeker waarachtig. 147. Als zij jou dan loochenen, zeg dan: "Jullie Heer is de Bezitter van Alomvattende barmhartigheid, maar Zijn geweld kan niet worden afgewend van het misdadige volk."
وَعَلَى ٱلَّذِينَ هَادُوا۟ حَرَّمْنَا كُلَّ ذِى ظُفُرٍۢ ۖ وَمِنَ ٱلْبَقَرِ وَٱلْغَنَمِ حَرَّمْنَا عَلَيْهِمْ شُحُومَهُمَآ إِلَّا مَا حَمَلَتْ ظُهُورُهُمَآ أَوِ ٱلْحَوَايَآ أَوْ مَا ٱخْتَلَطَ بِعَظْمٍۢ ۚ ذَٰلِكَ جَزَيْنَـٰهُم بِبَغْيِهِمْ ۖ وَإِنَّا لَصَـٰدِقُونَ ﴿١٤٦﴾ فَإِن كَذَّبُوكَ فَقُل رَّبُّكُمْ ذُو رَحْمَةٍۢ وَٰسِعَةٍۢ وَلَا يُرَدُّ بَأْسُهُۥ عَنِ ٱلْقَوْمِ ٱلْمُجْرِمِينَ ﴿١٤٧﴾
148. Degenen die deelgenoten (aan Allāh) toekenden, zullen zeggen: "Als Allāh het had gewild, dan hadden wij geen deelgenoten (aan Allāh) toegekend en evenmin onze vaderen, en hadden wij niet (dat wat toegestaan was) verboden verklaard." Zo loochenden zij ook degenen vóór hen (de boodschappers), totdat zij Ons geweld proefden. Zeg: "Hebben jullie kennis? Breng het dan naar buiten voor Ons. Jullie volgen slechts vermoedens en jullie liegen slechts." 149. Zeg: "Maar Allāh heeft het doeltreffende argument. Als Hij het dan had gewild, dan had Hij jullie allen geleid." 150. Zeg (o Mohammed): "Kom met jullie getuigen die kunnen getuigen dat Allāh dat verboden heeft verklaard." Als zij dan getuigen, getuig dan niet met hen. En volg niet de begeerten van degenen die Onze Verzen loochenen, en evenmin degenen die niet in het Hiernamaals geloven, terwijl zij deelgenoten toekennen aan hun Heer.
سَيَقُولُ ٱلَّذِينَ أَشْرَكُوا۟ لَوْ شَآءَ ٱللَّهُ مَآ أَشْرَكْنَا وَلَآ ءَابَآؤُنَا وَلَا حَرَّمْنَا مِن شَىْءٍۢ ۚ كَذَٰلِكَ كَذَّبَ ٱلَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ حَتَّىٰ ذَاقُوا۟ بَأْسَنَا ۗ قُلْ هَلْ عِندَكُم مِّنْ عِلْمٍۢ فَتُخْرِجُوهُ لَنَآ ۖ إِن تَتَّبِعُونَ إِلَّا ٱلظَّنَّ وَإِنْ أَنتُمْ إِلَّا تَخْرُصُونَ ﴿١٤٨﴾ قُلْ فَلِلَّهِ ٱلْحُجَّةُ ٱلْبَـٰلِغَةُ ۖ فَلَوْ شَآءَ لَهَدَىٰكُمْ أَجْمَعِينَ ﴿١٤٩﴾ قُلْ هَلُمَّ شُهَدَآءَكُمُ ٱلَّذِينَ يَشْهَدُونَ أَنَّ ٱللَّهَ حَرَّمَ هَـٰذَا ۖ فَإِن شَهِدُوا۟ فَلَا تَشْهَدْ مَعَهُمْ ۚ وَلَا تَتَّبِعْ أَهْوَآءَ ٱلَّذِينَ كَذَّبُوا۟ بِـَٔايَـٰتِنَا وَٱلَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ بِٱلْـَٔاخِرَةِ وَهُم بِرَبِّهِمْ يَعْدِلُونَ ﴿١٥٠﴾
151. Zeg: "Kom, ik zal voorlezen wat jullie Heer jullie verboden heeft verklaard: dat jullie iets als deelgenoot aan Hem toekennen. Wees goed voor jullie ouders, en dood niet jullie kinderen uit (angst voor) armoede. Wij schenken voorzieningen aan jullie en aan hen. En nader niet de zedeloosheid, de openlijke noch de verborgene, en dood niet de ziel die Allāh verboden heeft verklaard, tenzij volgens het recht. Dat is wat Hij jullie heeft opgedragen, hopelijk zullen jullie begrijpen. 152. En nader het bezit van de wees niet, tenzij op een wijze die meer voordeel (aan de wees) geeft, totdat hij de volwassenheid bereikt. En geef de volle maat en vul de weegschaal met het gelijke gewicht. Wij (Allāh) belasten niemand dan volgens zijn vermogen. En wanneer jullie rechtspreken, wees dan rechtvaardig, ook al betreft het een verwant. En vervult het verbond met Allāh. Dat is wat Hij jullie heeft opdragen, hopelijk zullen jullie je laten vermanen. 153. En dat dit Mijn pad is, een recht pad, volg het dan, en volg geen (andere) paden, want die zullen jullie doen afsplitsen van Zijn pad. Dat is wat Hij jullie heeft opgedragen, hopelijk zullen jullie (Allāh) vrezen."
قُلْ تَعَالَوْا۟ أَتْلُ مَا حَرَّمَ رَبُّكُمْ عَلَيْكُمْ ۖ أَلَّا تُشْرِكُوا۟ بِهِۦ شَيْـًۭٔا ۖ وَبِٱلْوَٰلِدَيْنِ إِحْسَـٰنًۭا ۖ وَلَا تَقْتُلُوٓا۟ أَوْلَـٰدَكُم مِّنْ إِمْلَـٰقٍۢ ۖ نَّحْنُ نَرْزُقُكُمْ وَإِيَّاهُمْ ۖ وَلَا تَقْرَبُوا۟ ٱلْفَوَٰحِشَ مَا ظَهَرَ مِنْهَا وَمَا بَطَنَ ۖ وَلَا تَقْتُلُوا۟ ٱلنَّفْسَ ٱلَّتِى حَرَّمَ ٱللَّهُ إِلَّا بِٱلْحَقِّ ۚ ذَٰلِكُمْ وَصَّىٰكُم بِهِۦ لَعَلَّكُمْ تَعْقِلُونَ ﴿١٥١﴾ وَلَا تَقْرَبُوا۟ مَالَ ٱلْيَتِيمِ إِلَّا بِٱلَّتِى هِىَ أَحْسَنُ حَتَّىٰ يَبْلُغَ أَشُدَّهُۥ ۖ وَأَوْفُوا۟ ٱلْكَيْلَ وَٱلْمِيزَانَ بِٱلْقِسْطِ ۖ لَا نُكَلِّفُ نَفْسًا إِلَّا وُسْعَهَا ۖ وَإِذَا قُلْتُمْ فَٱعْدِلُوا۟ وَلَوْ كَانَ ذَا قُرْبَىٰ ۖ وَبِعَهْدِ ٱللَّهِ أَوْفُوا۟ ۚ ذَٰلِكُمْ وَصَّىٰكُم بِهِۦ لَعَلَّكُمْ تَذَكَّرُونَ ﴿١٥٢﴾ وَأَنَّ هَـٰذَا صِرَٰطِى مُسْتَقِيمًۭا فَٱتَّبِعُوهُ ۖ وَلَا تَتَّبِعُوا۟ ٱلسُّبُلَ فَتَفَرَّقَ بِكُمْ عَن سَبِيلِهِۦ ۚ ذَٰلِكُمْ وَصَّىٰكُم بِهِۦ لَعَلَّكُمْ تَتَّقُونَ ﴿١٥٣﴾
154. Toen gaven wij Mozes de Schrift (de Thora), ter vervolmaking (van de gunst) voor degene die het goede verrichtte en als een uiteenzetting voor alle dingen en leiding en barmhartigheid. Hopelijk zullen zij in de ontmoeting met hun Heer geloven.
ثُمَّ ءَاتَيْنَا مُوسَى ٱلْكِتَـٰبَ تَمَامًا عَلَى ٱلَّذِىٓ أَحْسَنَ وَتَفْصِيلًۭا لِّكُلِّ شَىْءٍۢ وَهُدًۭى وَرَحْمَةًۭ لَّعَلَّهُم بِلِقَآءِ رَبِّهِمْ يُؤْمِنُونَ ﴿١٥٤﴾
155. En dit is een Boek dat Wij hebben neergezonden als een zegen, volg het daarom en vrees (Allāh), hopelijk zullen jullie begenadigd worden. 156. Opdat zij geen argument zullen hebben om te zeggen: "De Schrift is slechts neergezonden aan de twee groepen (de joden en christenen) vóór ons, en wij hebben zeker geen acht geslagen op hun leringen." 157. Of dat zij zeggen: "Als de Schrift aan ons was neergezonden, dan zouden wij zeker rechter geleid zijn dan zij." En nu is er dan voorzeker een duidelijk bewijs van jullie Heer tot jullie gekomen, en leiding en barmhartigheid. En wie is er onrechtvaardiger dan wie de Verzen van Allāh loochent en zich ervan afkeert. Wij zullen degenen die zich van Onze Verzen afkeerden vergelden met de ergste bestraffing omdat zij zich plachten af to keren.
وَهَـٰذَا كِتَـٰبٌ أَنزَلْنَـٰهُ مُبَارَكٌۭ فَٱتَّبِعُوهُ وَٱتَّقُوا۟ لَعَلَّكُمْ تُرْحَمُونَ ﴿١٥٥﴾ أَن تَقُولُوٓا۟ إِنَّمَآ أُنزِلَ ٱلْكِتَـٰبُ عَلَىٰ طَآئِفَتَيْنِ مِن قَبْلِنَا وَإِن كُنَّا عَن دِرَاسَتِهِمْ لَغَـٰفِلِينَ ﴿١٥٦﴾ أَوْ تَقُولُوا۟ لَوْ أَنَّآ أُنزِلَ عَلَيْنَا ٱلْكِتَـٰبُ لَكُنَّآ أَهْدَىٰ مِنْهُمْ ۚ فَقَدْ جَآءَكُم بَيِّنَةٌۭ مِّن رَّبِّكُمْ وَهُدًۭى وَرَحْمَةٌۭ ۚ فَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّن كَذَّبَ بِـَٔايَـٰتِ ٱللَّهِ وَصَدَفَ عَنْهَا ۗ سَنَجْزِى ٱلَّذِينَ يَصْدِفُونَ عَنْ ءَايَـٰتِنَا سُوٓءَ ٱلْعَذَابِ بِمَا كَانُوا۟ يَصْدِفُونَ ﴿١٥٧﴾
158. Zij wachten slechts tot dat de engelen tot hen komen of dat (de bestraffing) jouw Heer tot hen komt of dat een aantal van de Tekenen van jouw Heer komt. Op de Dag dat een deel van de Tekenen van jouw Heer komt, zal het geloof van iemand niets baten wanneer hij daarvóór niet geloofde of niets goeds verrichtte toen hij geloofde. Zeg (o Mohammed): "Wachten jullie, voorwaar, Wij zijn (ook) wachtenden."
هَلْ يَنظُرُونَ إِلَّآ أَن تَأْتِيَهُمُ ٱلْمَلَـٰٓئِكَةُ أَوْ يَأْتِىَ رَبُّكَ أَوْ يَأْتِىَ بَعْضُ ءَايَـٰتِ رَبِّكَ ۗ يَوْمَ يَأْتِى بَعْضُ ءَايَـٰتِ رَبِّكَ لَا يَنفَعُ نَفْسًا إِيمَـٰنُهَا لَمْ تَكُنْ ءَامَنَتْ مِن قَبْلُ أَوْ كَسَبَتْ فِىٓ إِيمَـٰنِهَا خَيْرًۭا ۗ قُلِ ٱنتَظِرُوٓا۟ إِنَّا مُنتَظِرُونَ ﴿١٥٨﴾
159. Voorwaar, degenen die hun godsdienst opsplitsten en tot partijen werden, jij (Mohammed) bent in niets verantwoordelijk voor hen, hun kwestie rust slechts bij Allāh, Vervolgens zal Hij hun berichten over wat zij plachten te doen.
إِنَّ ٱلَّذِينَ فَرَّقُوا۟ دِينَهُمْ وَكَانُوا۟ شِيَعًۭا لَّسْتَ مِنْهُمْ فِى شَىْءٍ ۚ إِنَّمَآ أَمْرُهُمْ إِلَى ٱللَّهِ ثُمَّ يُنَبِّئُهُم بِمَا كَانُوا۟ يَفْعَلُونَ ﴿١٥٩﴾
160. Wie met een goede (daad) komt; voor hem is er (een beloning) als van tien daarvan; en wie met een slechte (daad) komt, dit wordt dan slechts vergolden met het gelijke, en hun zal geen onrecht worden aangedaan.
مَن جَآءَ بِٱلْحَسَنَةِ فَلَهُۥ عَشْرُ أَمْثَالِهَا ۖ وَمَن جَآءَ بِٱلسَّيِّئَةِ فَلَا يُجْزَىٰٓ إِلَّا مِثْلَهَا وَهُمْ لَا يُظْلَمُونَ ﴿١٦٠﴾
161. Zeg (o Mohammed): "Voorwaar, Mijn Heer heeft mij op een recht pad geleid, de ware godsdienst, de godsdienst van Abraham, de ḥanīef, en hij behoorde niet tot de veelgodenaanbidders." 162. Zeg: "Voorwaar, mijn ṣalāh, mijn aanbidding, mijn leven en mijn sterven zijn opgedragen aan Allāh, Heer der werelden. 163. Hij heeft geen deelgenoten, en dat is mij bevolen (te verkondigen). En ik ben de eerste van de moslims."
قُلْ إِنَّنِى هَدَىٰنِى رَبِّىٓ إِلَىٰ صِرَٰطٍۢ مُّسْتَقِيمٍۢ دِينًۭا قِيَمًۭا مِّلَّةَ إِبْرَٰهِيمَ حَنِيفًۭا ۚ وَمَا كَانَ مِنَ ٱلْمُشْرِكِينَ ﴿١٦١﴾ قُلْ إِنَّ صَلَاتِى وَنُسُكِى وَمَحْيَاىَ وَمَمَاتِى لِلَّهِ رَبِّ ٱلْعَـٰلَمِينَ ﴿١٦٢﴾ لَا شَرِيكَ لَهُۥ ۖ وَبِذَٰلِكَ أُمِرْتُ وَأَنَا۠ أَوَّلُ ٱلْمُسْلِمِينَ ﴿١٦٣﴾
164. Zeg: "Zal ik een andere Heer dan Allāh zoeken, terwijl Hij de Heer van alle zaken is?" En niemand bedrijft iets of het rust op hemzelf en geen enkele drager draagt de last van een ander. Daarna is jullie terugkeer tot jullie Heer en dan zal Hij jullie inlichten over hetgeen waarover jullie van mening plachten te verschillen."
قُلْ أَغَيْرَ ٱللَّهِ أَبْغِى رَبًّۭا وَهُوَ رَبُّ كُلِّ شَىْءٍۢ ۚ وَلَا تَكْسِبُ كُلُّ نَفْسٍ إِلَّا عَلَيْهَا ۚ وَلَا تَزِرُ وَازِرَةٌۭ وِزْرَ أُخْرَىٰ ۚ ثُمَّ إِلَىٰ رَبِّكُم مَّرْجِعُكُمْ فَيُنَبِّئُكُم بِمَا كُنتُمْ فِيهِ تَخْتَلِفُونَ ﴿١٦٤﴾
165. En Hij is het die jullie heeft aangesteld als gevolmachtigden op de aarde, Hij heeft een deel van jullie in rangen verheven boven anderen, om jullie te beproeven met wat Hij jullie heeft gegeven. Voorwaar, jouw Heer is snel in de bestraffing, en voorwaar, Hij is zeker Vergevingsgezind, Meest Barmhartig.
وَهُوَ ٱلَّذِى جَعَلَكُمْ خَلَـٰٓئِفَ ٱلْأَرْضِ وَرَفَعَ بَعْضَكُمْ فَوْقَ بَعْضٍۢ دَرَجَـٰتٍۢ لِّيَبْلُوَكُمْ فِى مَآ ءَاتَىٰكُمْ ۗ إِنَّ رَبَّكَ سَرِيعُ ٱلْعِقَابِ وَإِنَّهُۥ لَغَفُورٌۭ رَّحِيمٌۢ ﴿١٦٥﴾
NOTEER:

De Nederlandse vertaling van de Koran wordt slechts gezien als een beste poging om de correcte interpretatie van de betekenis over te brengen. Voor een oppervlakkig beeld is dit voldoende, maar voor een dieper begrip dient men de Koran zelf te raadplegen (d.w.z. het Arabisch).

LET OP: Vertaling bevat nog een aantal fouten! S.v.p. controleren en fouten mailen naar: info (apenstaartje) bijbelhoek.nl.

Abonneer op onze nieuwsbrief!