Deze Medinese soera werd geopenbaard vóór de verovering van Mekka door de Profeet (ﷺ), na de schending van het vredesverdrag door de heidenen dat ze hadden ondertekend met de moslims in Ḥoedaibiyah. Ondanks de bevelen van de Profeet (ﷺ) om dit plan geheim te houden, stuurde een metgezel genaamd Ḥāṭib ibn Abīe Baltaʿah een waarschuwingsbrief naar de Mekkanen, in de hoop dat zij op hun beurt zijn familie—die nog in Mekka waren—zouden beschermen als de moslims er niet in slaagden de stad binnen te komen. Spoedig ontving de Profeet (ﷺ) een openbaring over wat Ḥāṭib had gedaan. De brief werd onderschept en Ḥāṭib werd later vergeven. Mekka gaf zich vreedzaam over aan de moslims en de inwoners werden door de Profeet (ﷺ) vergeven. Moslims worden opgedragen om trouw te zijn aan Allāh en medegelovigen, het voorbeeld van Profeet Abraham (ﷺ) te volgen (verzen 4-6). De gelovigen worden niet verboden om beleefd te zijn tegenover niet-moslims, zolang ze maar geen vervolging van moslims uitvoeren (verzen 8-9). deze soera heeft zijn naam te danken aan het testen van het geloof van vrouwen die Mekka ontvluchten door hen bijvoorbeeld te vragen of ze zijn geëmigreerd voor de islam of alleen om gescheiden te worden van hun heidense echtgenoten (vers 10). Andere instructies aan de gelovigen worden gegeven aan het einde van deze soera en aan het begin van de volgende soera.
In de naam van Allāh,
de Meest Barmhartige,
de Meest Genadevolle.
1.
O jullie die geloven, neem niet Mijn vijanden en jullie vijanden tot vrienden, aan wie jullie genegenheid betonen. Waarlijk, zij geloofden niet in wat tot jullie is gekomen van de waarheid. Zij hebben de Boodschapper en jullie verdreven, omdat jullie in Allāh, jullie Heer, geloven. Als jullie uittrekken, strijdend op Mijn weg, Mijn welbehagen zoekend, (bevriend hen dan niet). Jullie verheimelijkten jullie genegenheid voor hen, maar Ik weet het beste wat jullie verborgen hielden en wat jullie openbaar maakten. En wie van jullie dit doet: waarlijk, die is afgedwaald van de rechte weg.
2.
Als zij de overhand over jullie krijgen, zullen zij vijanden voor jullie zijn. En zij zullen jullie met het kwaad raken door hun handen en hun tongen, en zij verlangen ernaar dat jullie niet zouden geloven.
3.
Jullie bloedverwanten en jullie kinderen zullen jullie niet baten op de Dag der Opstanding. Hij (Allāh) maakt een scheiding tussen jullie (en de ongelovigen). En Allāh is Alziende over wat jullie doen.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ لَا تَتَّخِذُوا۟ عَدُوِّى وَعَدُوَّكُمْ أَوْلِيَآءَ تُلْقُونَ إِلَيْهِم بِٱلْمَوَدَّةِ وَقَدْ كَفَرُوا۟ بِمَا جَآءَكُم مِّنَ ٱلْحَقِّ يُخْرِجُونَ ٱلرَّسُولَ وَإِيَّاكُمْ ۙ أَن تُؤْمِنُوا۟ بِٱللَّهِ رَبِّكُمْ إِن كُنتُمْ خَرَجْتُمْ جِهَـٰدًۭا فِى سَبِيلِى وَٱبْتِغَآءَ مَرْضَاتِى ۚ تُسِرُّونَ إِلَيْهِم بِٱلْمَوَدَّةِ وَأَنَا۠ أَعْلَمُ بِمَآ أَخْفَيْتُمْ وَمَآ أَعْلَنتُمْ ۚ وَمَن يَفْعَلْهُ مِنكُمْ فَقَدْ ضَلَّ سَوَآءَ ٱلسَّبِيلِ
﴿١﴾
إِن يَثْقَفُوكُمْ يَكُونُوا۟ لَكُمْ أَعْدَآءًۭ وَيَبْسُطُوٓا۟ إِلَيْكُمْ أَيْدِيَهُمْ وَأَلْسِنَتَهُم بِٱلسُّوٓءِ وَوَدُّوا۟ لَوْ تَكْفُرُونَ
﴿٢﴾
لَن تَنفَعَكُمْ أَرْحَامُكُمْ وَلَآ أَوْلَـٰدُكُمْ ۚ يَوْمَ ٱلْقِيَـٰمَةِ يَفْصِلُ بَيْنَكُمْ ۚ وَٱللَّهُ بِمَا تَعْمَلُونَ بَصِيرٌۭ
﴿٣﴾
4.
Waarlijk, er was voor jullie een goed voorbeeld in Abraham en degenen die met hem waren, toen zij tot hun volk zeiden: "Wij zijn niet verantwoordelijk voor jullie en voor wat jullie naast Allāh aanbidden. Wij geloven jullie niet en er is tussen ons en jullie vijandschap en haat ontstaan, voor altijd, tot jullie in Allāh, de Enige geloven." Behalve het woord van Abraham tegen zijn vader: "Ik zal zeker voor u vergeving vragen, maar ik heb er voor u bij Allāh niets over te zeggen." (Zij zeiden:) "Onze Heer, op U vertrouwen wij en tot U wenden wij ons in berouw en tot U is de terugkeer.
5.
Onze Heer, maak ons niet tot een beproeving voor degenen die ongelovig zijn en vergeef ons. Onze Heer, voorwaar, U bent de Almachtige, de Alwijze."
6.
Voorzeker, er was voor jullie in hen een goed voorbeeld, voor wie op (de beloning van) Allāh hoopt en op de Laatste Dag. Maar wie zich afwendt: voorwaar, Allāh is de Behoefteloze, de Geprezene.
قَدْ كَانَتْ لَكُمْ أُسْوَةٌ حَسَنَةٌۭ فِىٓ إِبْرَٰهِيمَ وَٱلَّذِينَ مَعَهُۥٓ إِذْ قَالُوا۟ لِقَوْمِهِمْ إِنَّا بُرَءَٰٓؤُا۟ مِنكُمْ وَمِمَّا تَعْبُدُونَ مِن دُونِ ٱللَّهِ كَفَرْنَا بِكُمْ وَبَدَا بَيْنَنَا وَبَيْنَكُمُ ٱلْعَدَٰوَةُ وَٱلْبَغْضَآءُ أَبَدًا حَتَّىٰ تُؤْمِنُوا۟ بِٱللَّهِ وَحْدَهُۥٓ إِلَّا قَوْلَ إِبْرَٰهِيمَ لِأَبِيهِ لَأَسْتَغْفِرَنَّ لَكَ وَمَآ أَمْلِكُ لَكَ مِنَ ٱللَّهِ مِن شَىْءٍۢ ۖ رَّبَّنَا عَلَيْكَ تَوَكَّلْنَا وَإِلَيْكَ أَنَبْنَا وَإِلَيْكَ ٱلْمَصِيرُ
﴿٤﴾
رَبَّنَا لَا تَجْعَلْنَا فِتْنَةًۭ لِّلَّذِينَ كَفَرُوا۟ وَٱغْفِرْ لَنَا رَبَّنَآ ۖ إِنَّكَ أَنتَ ٱلْعَزِيزُ ٱلْحَكِيمُ
﴿٥﴾
لَقَدْ كَانَ لَكُمْ فِيهِمْ أُسْوَةٌ حَسَنَةٌۭ لِّمَن كَانَ يَرْجُوا۟ ٱللَّهَ وَٱلْيَوْمَ ٱلْـَٔاخِرَ ۚ وَمَن يَتَوَلَّ فَإِنَّ ٱللَّهَ هُوَ ٱلْغَنِىُّ ٱلْحَمِيدُ
﴿٦﴾
7.
Hopelijk zal Allāh tussen jullie en degenen met wie jullie in vijandschap leven genegenheid brengen. En Allāh is Almachtig. En Allāh is Vergevingsgezind, Meest Barmhartig.
عَسَى ٱللَّهُ أَن يَجْعَلَ بَيْنَكُمْ وَبَيْنَ ٱلَّذِينَ عَادَيْتُم مِّنْهُم مَّوَدَّةًۭ ۚ وَٱللَّهُ قَدِيرٌۭ ۚ وَٱللَّهُ غَفُورٌۭ رَّحِيمٌۭ
﴿٧﴾
8.
Allāh verbiedt jullie niet om met degenen die jullie niet bestrijden vanwege de godsdienst, en die jullie niet uit jullie woonplaatsen verdrijven, goed en rechtvaardig om te gaan. Voorwaar, Allāh houdt van de rechtvaardigen.
9.
Allāh verbiedt jullie wel degenen te bevrienden die jullie hebben bestreden vanwege de godsdienst, en die jullie hebben verdreven uit jullie woonplaatsen en die (anderen) hebben geholpen om jullie te verdrijven. En wie hen tot vriend neemt: zij zijn degenen die de onrechtplegers zijn.
لَّا يَنْهَىٰكُمُ ٱللَّهُ عَنِ ٱلَّذِينَ لَمْ يُقَـٰتِلُوكُمْ فِى ٱلدِّينِ وَلَمْ يُخْرِجُوكُم مِّن دِيَـٰرِكُمْ أَن تَبَرُّوهُمْ وَتُقْسِطُوٓا۟ إِلَيْهِمْ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ يُحِبُّ ٱلْمُقْسِطِينَ
﴿٨﴾
إِنَّمَا يَنْهَىٰكُمُ ٱللَّهُ عَنِ ٱلَّذِينَ قَـٰتَلُوكُمْ فِى ٱلدِّينِ وَأَخْرَجُوكُم مِّن دِيَـٰرِكُمْ وَظَـٰهَرُوا۟ عَلَىٰٓ إِخْرَاجِكُمْ أَن تَوَلَّوْهُمْ ۚ وَمَن يَتَوَلَّهُمْ فَأُو۟لَـٰٓئِكَ هُمُ ٱلظَّـٰلِمُونَ
﴿٩﴾
10.
O jullie die geloven, als er gelovige vrouwen, als uitgewekenen, tot jullie gekomen zijn, ondervraag hen dan. Allāh kent hun geloof het beste. Als jullie dan zeker weten dat zij gelovigen zijn, stuur hen dan niet terug naar de ongelovigen. Zij zijn niet toegestaan voor hen (de ongelovige mannen), en zij (de ongelovige mannen) zijn niet toegestaan voor hen (de gelovige vrouwen). En geef hun (de ongelovige mannen) wat zij (aan bruidschat) hebben uitgegeven. En er is geen zonde voor jullie als jullie hun hun bruidschat geven om hen te huwen. En hou niet vast aan de huwelijksbanden met de ongelovige vrouwen. En vraag terug wat jullie hebben uitgegeven (aan bruidschat aan de ongelovige vrouwen) en laat hen (de ongelovige mannen) vragen om wat zij hebben uitgegeven. Dat is de Wet van Allāh, die Hij tussen jullie bepaald heeft. En Allāh is Alwetend, Alwijs.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوٓا۟ إِذَا جَآءَكُمُ ٱلْمُؤْمِنَـٰتُ مُهَـٰجِرَٰتٍۢ فَٱمْتَحِنُوهُنَّ ۖ ٱللَّهُ أَعْلَمُ بِإِيمَـٰنِهِنَّ ۖ فَإِنْ عَلِمْتُمُوهُنَّ مُؤْمِنَـٰتٍۢ فَلَا تَرْجِعُوهُنَّ إِلَى ٱلْكُفَّارِ ۖ لَا هُنَّ حِلٌّۭ لَّهُمْ وَلَا هُمْ يَحِلُّونَ لَهُنَّ ۖ وَءَاتُوهُم مَّآ أَنفَقُوا۟ ۚ وَلَا جُنَاحَ عَلَيْكُمْ أَن تَنكِحُوهُنَّ إِذَآ ءَاتَيْتُمُوهُنَّ أُجُورَهُنَّ ۚ وَلَا تُمْسِكُوا۟ بِعِصَمِ ٱلْكَوَافِرِ وَسْـَٔلُوا۟ مَآ أَنفَقْتُمْ وَلْيَسْـَٔلُوا۟ مَآ أَنفَقُوا۟ ۚ ذَٰلِكُمْ حُكْمُ ٱللَّهِ ۖ يَحْكُمُ بَيْنَكُمْ ۚ وَٱللَّهُ عَلِيمٌ حَكِيمٌۭ
﴿١٠﴾
11.
En als een van jullie echtgenotes is weggelopen naar de ongelovigen, en jullie (de ongelovigen) vervolgens hebben gestraft, geef dan (van de oorlogsbuit) aan hen wiens echtgenotes zijn weggelopen, zoveel als zij hebben uitgegeven (aan bruidschat). En vrees Allāh, Degene in Wie jullie geloven.
وَإِن فَاتَكُمْ شَىْءٌۭ مِّنْ أَزْوَٰجِكُمْ إِلَى ٱلْكُفَّارِ فَعَاقَبْتُمْ فَـَٔاتُوا۟ ٱلَّذِينَ ذَهَبَتْ أَزْوَٰجُهُم مِّثْلَ مَآ أَنفَقُوا۟ ۚ وَٱتَّقُوا۟ ٱللَّهَ ٱلَّذِىٓ أَنتُم بِهِۦ مُؤْمِنُونَ
﴿١١﴾
12.
O Boodschapper, als de gelovige vrouwen tot jou gekomen zijn om trouw aan jou te zweren, (zwerend) dat zij geen deelgenoot aan Allāh toekennen, en niet stelen en geen ontucht plegen en hun kinderen niet vermoorden, en geen leugen verzinnen over wat tussen hun handen en hun voeten is, en dat zij jou niet in het goede ongehoorzaam zijn: aanvaard dan hun trouw en vraag voor hen vergeving aan Allāh. Voorwaar, Allāh is Vergevingsgezind, Meest Barmhartig.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلنَّبِىُّ إِذَا جَآءَكَ ٱلْمُؤْمِنَـٰتُ يُبَايِعْنَكَ عَلَىٰٓ أَن لَّا يُشْرِكْنَ بِٱللَّهِ شَيْـًۭٔا وَلَا يَسْرِقْنَ وَلَا يَزْنِينَ وَلَا يَقْتُلْنَ أَوْلَـٰدَهُنَّ وَلَا يَأْتِينَ بِبُهْتَـٰنٍۢ يَفْتَرِينَهُۥ بَيْنَ أَيْدِيهِنَّ وَأَرْجُلِهِنَّ وَلَا يَعْصِينَكَ فِى مَعْرُوفٍۢ ۙ فَبَايِعْهُنَّ وَٱسْتَغْفِرْ لَهُنَّ ٱللَّهَ ۖ إِنَّ ٱللَّهَ غَفُورٌۭ رَّحِيمٌۭ
﴿١٢﴾
13.
O jullie die geloven, neem geen volk waarop Allāh vertoornd is tot vrienden. Waarlijk, zij wanhopen aan het Hiernamaals, zoals de ongelovigen wanhopen aan (de opwekking van) de bewoners van de graven.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ لَا تَتَوَلَّوْا۟ قَوْمًا غَضِبَ ٱللَّهُ عَلَيْهِمْ قَدْ يَئِسُوا۟ مِنَ ٱلْـَٔاخِرَةِ كَمَا يَئِسَ ٱلْكُفَّارُ مِنْ أَصْحَـٰبِ ٱلْقُبُورِ
﴿١٣﴾
NOTEER:
De Nederlandse vertaling van de Koran wordt slechts gezien als
een beste poging om de correcte interpretatie van de betekenis
over te brengen. Voor een oppervlakkig beeld is dit voldoende,
maar voor een dieper begrip dient men de Koran zelf te raadplegen
(d.w.z. het Arabisch).
LET OP:
Vertaling bevat nog een aantal fouten!
S.v.p. controleren en fouten mailen naar:
info (apenstaartje) bijbelhoek.nl
.