Deze Medinese soera gaat over een incident dat plaatsvond binnen het huishouden van de Profeet (ﷺ). De Profeet (ﷺ) bezocht al zijn vrouwen 's avonds. Het gebeurde dat hij langer dan normaal bleef in het huis van Zainab bint Djahsj, waar hem honing werd aangeboden—iets wat hij erg lekker vond. Uit jaloezie stemden twee andere vrouwen (Ḥafṣa en Aïsja) er tussen zichzelf mee in om de Profeet (ﷺ), wanneer hij hen elk bezocht, te vertellen dat zijn mond een slechte geur had, wetende dat hij (ﷺ) niet van slechte geuren hield. Uiteindelijk zwoer de Profeet (ﷺ) dat hij nooit meer honing zou eten en vertelde Ḥafṣa om dit aan niemand te vertellen. Maar zij vertelde aan Aïsja dat hun plan werkte. Beide vrouwen worden subtiel geadviseerd om te leren van het voorbeeld van de twee gelovige vrouwen die aan het einde van de soera worden genoemd—Maria en Āsiya, de vrouw van de Farao—en een les te trekken uit het lot van de vrouwen van Noach en Lot, die ondanks het feit dat ze vrouwen van profeten waren, werden vernietigd. De gelovigen worden in deze soera aangespoord om hun manieren te verbeteren en oprecht berouw te tonen aan Allāh om Zijn eeuwige beloning te winnen, terwijl de ongelovigen worden gewaarschuwd voor een vreselijk lot. Het lot van de ongelovigen wordt verder uitgewerkt in de volgende soera.
In de naam van Allāh,
de Meest Barmhartige,
de Meest Genadevolle.
1.
O Profeet, waarom verbied je iets wat Allāh jou heeft toegestaan, om het welbehagen van jouw vrouwen te verkrijgen? En Allāh is Vergevingsgezind en Meest Barmhartig.
2.
Allāh heeft jullie waarlijk verplicht om jullie eden toegestaan te maken. En Allāh is jullie Meester. En Hij is de Alwetende, de Alwijze.
3.
En (gedenk) toen de Boodschapper in het geheim een gebeurtenis aan één van zijn vrouwen toevertrouwde. En toen zij dit vertelde en Allāh dit aan hem openbaar maakte, maakte hij er een gedeelte van bekend en liet een er gedeelte van onbesproken. Toen hij het haar vertelde, zei zij: "Wie heeft jou dit verteld?" Hij zei: "De Kenner, de Alwetende, heeft mij op de hoogte gebracht."
4.
Als jullie beiden (Ḥafṣa en Aïsja) Allāh berouw tonen (is dat beter voor jullie), dan neigen jullie harten waarlijk (naar het goede). Maar als jullie elkaar bijstaan tegen hem (de Boodschapper), dan is Allāh waarlijk jouw Helper, en Gabriël en de rechtschapen gelovigen en daarnaast de engelen zullen helpers zijn.
5.
Het kan zijn dat wanneer hij van jullie (zijn echtgenotes) scheidt, dat zijn Heer aan hem betere echtgenotes in de plaats van jullie zal geven, die zich overgeven, die gelovend, gehoorzamend, berouwvol, aanbiddend en vastend zijn, die eerder getrouwd zijn geweest, of maagd zijn.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلنَّبِىُّ لِمَ تُحَرِّمُ مَآ أَحَلَّ ٱللَّهُ لَكَ ۖ تَبْتَغِى مَرْضَاتَ أَزْوَٰجِكَ ۚ وَٱللَّهُ غَفُورٌۭ رَّحِيمٌۭ
﴿١﴾
قَدْ فَرَضَ ٱللَّهُ لَكُمْ تَحِلَّةَ أَيْمَـٰنِكُمْ ۚ وَٱللَّهُ مَوْلَىٰكُمْ ۖ وَهُوَ ٱلْعَلِيمُ ٱلْحَكِيمُ
﴿٢﴾
وَإِذْ أَسَرَّ ٱلنَّبِىُّ إِلَىٰ بَعْضِ أَزْوَٰجِهِۦ حَدِيثًۭا فَلَمَّا نَبَّأَتْ بِهِۦ وَأَظْهَرَهُ ٱللَّهُ عَلَيْهِ عَرَّفَ بَعْضَهُۥ وَأَعْرَضَ عَنۢ بَعْضٍۢ ۖ فَلَمَّا نَبَّأَهَا بِهِۦ قَالَتْ مَنْ أَنۢبَأَكَ هَـٰذَا ۖ قَالَ نَبَّأَنِىَ ٱلْعَلِيمُ ٱلْخَبِيرُ
﴿٣﴾
إِن تَتُوبَآ إِلَى ٱللَّهِ فَقَدْ صَغَتْ قُلُوبُكُمَا ۖ وَإِن تَظَـٰهَرَا عَلَيْهِ فَإِنَّ ٱللَّهَ هُوَ مَوْلَىٰهُ وَجِبْرِيلُ وَصَـٰلِحُ ٱلْمُؤْمِنِينَ ۖ وَٱلْمَلَـٰٓئِكَةُ بَعْدَ ذَٰلِكَ ظَهِيرٌ
﴿٤﴾
عَسَىٰ رَبُّهُۥٓ إِن طَلَّقَكُنَّ أَن يُبْدِلَهُۥٓ أَزْوَٰجًا خَيْرًۭا مِّنكُنَّ مُسْلِمَـٰتٍۢ مُّؤْمِنَـٰتٍۢ قَـٰنِتَـٰتٍۢ تَـٰٓئِبَـٰتٍ عَـٰبِدَٰتٍۢ سَـٰٓئِحَـٰتٍۢ ثَيِّبَـٰتٍۢ وَأَبْكَارًۭا
﴿٥﴾
6.
O jullie die geloven, behoed jullie zelf en jullie gezinsleden voor de Hel, die als brandstof mensen en stenen heeft, waarover strenge en hard optredende engelen zijn aangesteld, die Allāh niet ongehoorzaam zijn in wat Hij hun beveelt, en die uitvoeren wat hun is bevolen.
7.
O jullie die ongelovig zijn, verontschuldig jullie op die Dag niet: jullie worden slechts vergolden naar wat jullie hebben gedaan.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ قُوٓا۟ أَنفُسَكُمْ وَأَهْلِيكُمْ نَارًۭا وَقُودُهَا ٱلنَّاسُ وَٱلْحِجَارَةُ عَلَيْهَا مَلَـٰٓئِكَةٌ غِلَاظٌۭ شِدَادٌۭ لَّا يَعْصُونَ ٱللَّهَ مَآ أَمَرَهُمْ وَيَفْعَلُونَ مَا يُؤْمَرُونَ
﴿٦﴾
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ لَا تَعْتَذِرُوا۟ ٱلْيَوْمَ ۖ إِنَّمَا تُجْزَوْنَ مَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ
﴿٧﴾
8.
O jullie die geloven, toon Allāh oprecht berouw, hopelijk zal jullie Heer jullie zonden uitwissen en jullie Tuinen (het Paradijs) doen binnengaan waar de rivieren onderdoor stromen op de Dag waarop Allāh de Profeet en degenen die met hem geloven niet zal vernederen. Hun licht straalt vóór hen en rechts van hen. Zij zeggen: "Onze Heer, vervolmaak voor ons ons licht en vergeef ons: voorwaar, U bent Almachtig over alle zaken."
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ تُوبُوٓا۟ إِلَى ٱللَّهِ تَوْبَةًۭ نَّصُوحًا عَسَىٰ رَبُّكُمْ أَن يُكَفِّرَ عَنكُمْ سَيِّـَٔاتِكُمْ وَيُدْخِلَكُمْ جَنَّـٰتٍۢ تَجْرِى مِن تَحْتِهَا ٱلْأَنْهَـٰرُ يَوْمَ لَا يُخْزِى ٱللَّهُ ٱلنَّبِىَّ وَٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ مَعَهُۥ ۖ نُورُهُمْ يَسْعَىٰ بَيْنَ أَيْدِيهِمْ وَبِأَيْمَـٰنِهِمْ يَقُولُونَ رَبَّنَآ أَتْمِمْ لَنَا نُورَنَا وَٱغْفِرْ لَنَآ ۖ إِنَّكَ عَلَىٰ كُلِّ شَىْءٍۢ قَدِيرٌۭ
﴿٨﴾
9.
O Profeet, bestrijd de ongelovigen en de huichelaars en treed hard tegen hen op. Hun bestemming is de Hel, en dat is de slechtste plaats van bestemming.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلنَّبِىُّ جَـٰهِدِ ٱلْكُفَّارَ وَٱلْمُنَـٰفِقِينَ وَٱغْلُظْ عَلَيْهِمْ ۚ وَمَأْوَىٰهُمْ جَهَنَّمُ ۖ وَبِئْسَ ٱلْمَصِيرُ
﴿٩﴾
10.
Allāh heeft degenen die niet geloven de vrouw van Noach en de vrouw van Lot als een voorbeeld gegeven. Zij waren onder de hoede van twee rechtschapenen van onder Onze dienaren, maar zij verraadden hen, toen baatten zij (Noach en Lot) hun in niets tegen Allāh. En er werd tot hen (de beide vrouwen) gezegd: "Treed de hel binnen, tezamen met de binnentreders."
ضَرَبَ ٱللَّهُ مَثَلًۭا لِّلَّذِينَ كَفَرُوا۟ ٱمْرَأَتَ نُوحٍۢ وَٱمْرَأَتَ لُوطٍۢ ۖ كَانَتَا تَحْتَ عَبْدَيْنِ مِنْ عِبَادِنَا صَـٰلِحَيْنِ فَخَانَتَاهُمَا فَلَمْ يُغْنِيَا عَنْهُمَا مِنَ ٱللَّهِ شَيْـًۭٔا وَقِيلَ ٱدْخُلَا ٱلنَّارَ مَعَ ٱلدَّٰخِلِينَ
﴿١٠﴾
11.
En de gelovigen heeft Allāh de vrouw van Farao als voorbeeld gegeven, toen zij zei: "Mijn Heer, bouw voor mij een huis aan Uw Zijde in het Paradijs, en red mij van Farao en zijn deden en red mij van het onrechtvaardige volk."
12.
En (het voorbeeld van) Maria, de dochter van ʿImrān, die haar eerbaarheid bewaard had, waarop Wij in haar van Onze geest bliezen en zij getuigde van de waarheid van de Woorden van haar Heer en Zijn Schriften en zij behoorde tot de gehoorzamen.
وَضَرَبَ ٱللَّهُ مَثَلًۭا لِّلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ ٱمْرَأَتَ فِرْعَوْنَ إِذْ قَالَتْ رَبِّ ٱبْنِ لِى عِندَكَ بَيْتًۭا فِى ٱلْجَنَّةِ وَنَجِّنِى مِن فِرْعَوْنَ وَعَمَلِهِۦ وَنَجِّنِى مِنَ ٱلْقَوْمِ ٱلظَّـٰلِمِينَ
﴿١١﴾
وَمَرْيَمَ ٱبْنَتَ عِمْرَٰنَ ٱلَّتِىٓ أَحْصَنَتْ فَرْجَهَا فَنَفَخْنَا فِيهِ مِن رُّوحِنَا وَصَدَّقَتْ بِكَلِمَـٰتِ رَبِّهَا وَكُتُبِهِۦ وَكَانَتْ مِنَ ٱلْقَـٰنِتِينَ
﴿١٢﴾
NOTEER:
De Nederlandse vertaling van de Koran wordt slechts gezien als
een beste poging om de correcte interpretatie van de betekenis
over te brengen. Voor een oppervlakkig beeld is dit voldoende,
maar voor een dieper begrip dient men de Koran zelf te raadplegen
(d.w.z. het Arabisch).
LET OP:
Vertaling bevat nog een aantal fouten!
S.v.p. controleren en fouten mailen naar:
info (apenstaartje) bijbelhoek.nl
.