Deze Mekkaanse soera benadrukt dat de Dag des Oordeels onvermijdelijk is en dat de tijd ervan alleen bekend is bij Allāh. De vernietiging van de Farao wordt aangehaald als afschrikmiddel voor de ongelovigen.
In de naam van Allāh,
de Meest Barmhartige,
de Meest Genadevolle.
1.
Bij de hard uitrukkenden.
2.
Bij de zacht uittrekkenden.
3.
Bij de snel uitvoerenden.
4.
De snel voorbijstrevenden.
5.
De uitvoerenden van een bevel.
6.
Op de Dag waarop de bevende doet beven.
7.
Zal deze gevolgd worden door de (tweede) beving.
8.
De harten zullen op die Dag bonzen.
9.
Hun ogen zullen angstig teneergeslagen zijn.
10.
Zij zeggen: "Zullen wij zeker worden teruggebracht in de vorige staat?
11.
Als wij vergruisde beenderen zijn geworden?"
12.
Zij zeggen: "Dat is dan een verliesgevende terugkeer.
13.
En voorwaar, het zal slechts één enkele stoot zijn.
14.
En dan staan zij op het aardoppervlak.
وَٱلنَّـٰزِعَـٰتِ غَرْقًۭا
﴿١﴾
وَٱلنَّـٰشِطَـٰتِ نَشْطًۭا
﴿٢﴾
وَٱلسَّـٰبِحَـٰتِ سَبْحًۭا
﴿٣﴾
فَٱلسَّـٰبِقَـٰتِ سَبْقًۭا
﴿٤﴾
فَٱلْمُدَبِّرَٰتِ أَمْرًۭا
﴿٥﴾
يَوْمَ تَرْجُفُ ٱلرَّاجِفَةُ
﴿٦﴾
تَتْبَعُهَا ٱلرَّادِفَةُ
﴿٧﴾
قُلُوبٌۭ يَوْمَئِذٍۢ وَاجِفَةٌ
﴿٨﴾
أَبْصَـٰرُهَا خَـٰشِعَةٌۭ
﴿٩﴾
يَقُولُونَ أَءِنَّا لَمَرْدُودُونَ فِى ٱلْحَافِرَةِ
﴿١٠﴾
أَءِذَا كُنَّا عِظَـٰمًۭا نَّخِرَةًۭ
﴿١١﴾
قَالُوا۟ تِلْكَ إِذًۭا كَرَّةٌ خَاسِرَةٌۭ
﴿١٢﴾
فَإِنَّمَا هِىَ زَجْرَةٌۭ وَٰحِدَةٌۭ
﴿١٣﴾
فَإِذَا هُم بِٱلسَّاهِرَةِ
﴿١٤﴾
15.
Heeft het verhaal van Mozes jou bereikt?
16.
Toen zijn Heer hem riep in de heilige vallei van Thoewa.
17.
(Allāh zei:) "Ga naar Farao: voorwaar, hij was in overtreding.
18.
En zeg tot hem: "Heb jij de wil om jezelf te reinigen (van zonde)?
19.
En dat ik jou tot jouw Heer zal leiden, zodat jij (Hem) vreest?"
20.
En hij toonde hem de grote Tekenen (wonderen).
21.
Maar hij loochende en was ongehoorzaam.
22.
Vervolgens draaide hij zich om en vluchtte.
23.
Toen verzamelde hij (zijn tovenaars) en riep uit.
24.
En zei: "Ik ben jullie heer, de hoogste."
25.
En Allāh greep hem met de bestraffing voor het eerste en het laatste (van wat hij zei)."
26.
Voorwaar, daarin is zeker onderricht voor wie (Allāh) vreest.
هَلْ أَتَىٰكَ حَدِيثُ مُوسَىٰٓ
﴿١٥﴾
إِذْ نَادَىٰهُ رَبُّهُۥ بِٱلْوَادِ ٱلْمُقَدَّسِ طُوًى
﴿١٦﴾
ٱذْهَبْ إِلَىٰ فِرْعَوْنَ إِنَّهُۥ طَغَىٰ
﴿١٧﴾
فَقُلْ هَل لَّكَ إِلَىٰٓ أَن تَزَكَّىٰ
﴿١٨﴾
وَأَهْدِيَكَ إِلَىٰ رَبِّكَ فَتَخْشَىٰ
﴿١٩﴾
فَأَرَىٰهُ ٱلْـَٔايَةَ ٱلْكُبْرَىٰ
﴿٢٠﴾
فَكَذَّبَ وَعَصَىٰ
﴿٢١﴾
ثُمَّ أَدْبَرَ يَسْعَىٰ
﴿٢٢﴾
فَحَشَرَ فَنَادَىٰ
﴿٢٣﴾
فَقَالَ أَنَا۠ رَبُّكُمُ ٱلْأَعْلَىٰ
﴿٢٤﴾
فَأَخَذَهُ ٱللَّهُ نَكَالَ ٱلْـَٔاخِرَةِ وَٱلْأُولَىٰٓ
﴿٢٥﴾
إِنَّ فِى ذَٰلِكَ لَعِبْرَةًۭ لِّمَن يَخْشَىٰٓ
﴿٢٦﴾
27.
Is de schepping van jullie moeilijker dan die van de hemel die Hij gebouwd heeft?
28.
Hij verhief haar (de hemel) en vervolmaakte haar.
29.
En Hij maakte haar nacht duister en Hij maakte haar dag licht.
30.
En daarna spreidde Hij de aarde uit.
31.
En Hij bracht uit haar haar water en planten tevoorschijn.
32.
En Hij verstevigde de bergen.
33.
Als een voorziening voor jullie en voor jullie vee.
ءَأَنتُمْ أَشَدُّ خَلْقًا أَمِ ٱلسَّمَآءُ ۚ بَنَىٰهَا
﴿٢٧﴾
رَفَعَ سَمْكَهَا فَسَوَّىٰهَا
﴿٢٨﴾
وَأَغْطَشَ لَيْلَهَا وَأَخْرَجَ ضُحَىٰهَا
﴿٢٩﴾
وَٱلْأَرْضَ بَعْدَ ذَٰلِكَ دَحَىٰهَآ
﴿٣٠﴾
أَخْرَجَ مِنْهَا مَآءَهَا وَمَرْعَىٰهَا
﴿٣١﴾
وَٱلْجِبَالَ أَرْسَىٰهَا
﴿٣٢﴾
مَتَـٰعًۭا لَّكُمْ وَلِأَنْعَـٰمِكُمْ
﴿٣٣﴾
34.
Wanneer dan de overweldigende gebeurtenis plaatsvindt.
35.
Op die Dag zal de mens zich herinneren wat hij bedreef.
36.
En de Hel zal getoond worden aan wie ziet.
37.
Wat betreft degene die overtrad.
38.
En de voorkeur gaf aan het wereldse leven.
39.
Voorwaar, de Hel is de verblijfplaats!
40.
En wat betreft degene die de macht van zijn Heer vreesde en zijn ziel weerhield van slechte begeerten.
41.
Voorwaar, het Paradijs is de verblijfplaats.
فَإِذَا جَآءَتِ ٱلطَّآمَّةُ ٱلْكُبْرَىٰ
﴿٣٤﴾
يَوْمَ يَتَذَكَّرُ ٱلْإِنسَـٰنُ مَا سَعَىٰ
﴿٣٥﴾
وَبُرِّزَتِ ٱلْجَحِيمُ لِمَن يَرَىٰ
﴿٣٦﴾
فَأَمَّا مَن طَغَىٰ
﴿٣٧﴾
وَءَاثَرَ ٱلْحَيَوٰةَ ٱلدُّنْيَا
﴿٣٨﴾
فَإِنَّ ٱلْجَحِيمَ هِىَ ٱلْمَأْوَىٰ
﴿٣٩﴾
وَأَمَّا مَنْ خَافَ مَقَامَ رَبِّهِۦ وَنَهَى ٱلنَّفْسَ عَنِ ٱلْهَوَىٰ
﴿٤٠﴾
فَإِنَّ ٱلْجَنَّةَ هِىَ ٱلْمَأْوَىٰ
﴿٤١﴾
42.
Zij vragen jou naar het Uur: "Wanneer zal het plaatsvinden?"
43.
Hoe kan jij dat noemen?
44.
Bij jouw Heer is de kennis daarover.
45.
Voorwaar, jij bent slechts een vermaner voor wie het (Uur) vreest.
46.
Op de Dag dat zij het (Uur) zien, zal het zijn alsof zij slechts een avond of de morgen op de aarde verbleven.
يَسْـَٔلُونَكَ عَنِ ٱلسَّاعَةِ أَيَّانَ مُرْسَىٰهَا
﴿٤٢﴾
فِيمَ أَنتَ مِن ذِكْرَىٰهَآ
﴿٤٣﴾
إِلَىٰ رَبِّكَ مُنتَهَىٰهَآ
﴿٤٤﴾
إِنَّمَآ أَنتَ مُنذِرُ مَن يَخْشَىٰهَا
﴿٤٥﴾
كَأَنَّهُمْ يَوْمَ يَرَوْنَهَا لَمْ يَلْبَثُوٓا۟ إِلَّا عَشِيَّةً أَوْ ضُحَىٰهَا
﴿٤٦﴾
NOTEER:
De Nederlandse vertaling van de Koran wordt slechts gezien als
een beste poging om de correcte interpretatie van de betekenis
over te brengen. Voor een oppervlakkig beeld is dit voldoende,
maar voor een dieper begrip dient men de Koran zelf te raadplegen
(d.w.z. het Arabisch).
LET OP:
Vertaling bevat nog een aantal fouten!
S.v.p. controleren en fouten mailen naar:
info (apenstaartje) bijbelhoek.nl
.